Eerste huwelijk met Anna van Egmond

Onderstaande citaten komen uit “Een Prince van Oraengien – Portret van Willem van Oranje” van  A.P. Bijl.

De schatrijke veldoverste Maximiliaan, graaf van Buren, spreekt op zijn sterfbed de wens uit dat zijn enige dochter Anna zou trouwen met de prins van Oranje. Op 23 december 1548 overlijdt deze veldoverste, nog een familielid van de eerste vrouw van Willem de Rijke, in Brussel. Zowel de keizer als de landvoogdes staan welwillend tegenover de wens van de vader. Op 8 juli 1551 wordt het huwelijk gesloten in Buren.
Het jonge paar vestigt zich in Breda. Soms verblijven ze op het kasteel in Buren. In 1555 koopt de prins het eigendomsrecht van het hof van Nassau in Brussel. Hij moet de weduwe van zijn neef een jaarrente uitkeren. Hij is echter maar weinig thuis. Voortdurend is hij op reis in opdracht van het hof. Bovendien is hij telkens in het veldleger in verband met de oorlog tegen Frankrijk. Al op 22 juli, twee weken na zijn huwelijk, wordt hij opgeroepen om een afdeling ruiterij samen te stellen. Tweeëntwintig brieven van de jonge echtgenoot aan zijn vrouw zijn bewaard. De brieven zijn hartelijk van toon. Hij noemt haar ”Ma mie” of ”ma petite Tanneque” (mijn liefje of mijn Anneke). Dikwijls zit hij dagenlang in regen, mist, modder en kou.

Gedeelte uit een brief aan zijn eerste vrouw Anna van Egmond, gravin van Buren (5 december 1555)

Nog een woordje, beste Vrouw, aangaande hetgeen Gij mij in Uw laatsten brief schrijft, namelijk dat het U verdriet doet dat ik U in zoo lang niets van mij liet hooren en Gij U afvraagt of dit misschien is omdat ik boos op U zou zijn. Ik zou zoo denken, L., dat de genegenheid tusschen ons beiden sterk genoeg is om dergelijke gevoelens te verbannen en dat Gij mij bovendien voor te verstandig zoudt houden om mij zonder aanleiding boos te maken. De reden waarom ik zoo lang met schrijven hеb gewacht, was om U volledig te kunnen berichten wat de Koning voor had met dit kamp. Ik verzeker U dat ik niet anders wensch dan bemind te worden zooals ik U liefheb, want, na God, geloof ik dat Gij de meest beminde zijt. En zoo ik niet met stelligheid dacht dat Gij mij liefhebt, dan zou ik mij niet zoo rustig gevoelen als nu het geval is. Dit weet onze Schepper, wien ik bid dat Hij ons de genade verleene ons geheele leven in alle oprechtheid in deze genegenheid te kunnen volharden. Ik beveel mij hierbij van ganscher harte in Uw goede gezindheid aan.
Van het kamp bij Escherenne, 5 December.

[P.S.] Ik verzeker U, L., dat wanneer ik niet zooveel van U hield als ik doe, of wanneer ik boos op U ware, ik niet zoo dikwijls zou wenschen bij U te zijn, zooals ik nu doe. En gave God dat mijn wenschen vervuld werden, want dan zoudt Gij wel zien dat ik vannacht niet ver van U zou zijn en ik, inplaats van een hoofdkussen ter omhelzing te hebben, M.A.L.L. omhelzen zou, die ik meer dan wát ook op deze aarde bemin, zooals ik hoop dat Zij het mij wederkeerig doet.
Uw getrouwe echtgenoot,
Willem van Nassau


In maart 1558 is de prins in Frankfort voor zaken betreffende de akte van afstand van Karel V en voor het overbrengen van de keizerlijke insignes aan diens opvolger Ferdinand. Daar krijgt hij bericht dat zijn vrouw ziek is. Op 12 maart schrijft hij:
”Ik kan u verzekeren dat geen tijding mij meer kon bedroeven en ontstellen, dan te vernemen dat ge ziek zijt; en ik zal geen rust kennen voordat ik ander, beter nieuws van je zal hebben vernomen… hopend dat de Schepper je een goed en spoedig herstel zal willen schenken, opdat de twee geliefden elkaar des te inniger zouden kunnen omhelzen, wanneer ze weer zullen samenzijn. ”

Dat is zijn laatste brief aan haar. Hij reist via Dillenburg en is op 20 maart in Breda terug. Op 24 maart, vroeg in de ochtend, overlijdt zijn jonge vrouw, nog maar 25 jaar oud.
Op 27 maart schrijft de prins aan zijn vader hoe zwaar hem dit verlies valt:
“In alle verduldigheid kan U.L. begrijpen, welke grote smart en oprechte droefheid mij overvallen. Ze is ”Christlich und wol” overleden in God de Almachtige, die haar ziel genadig en barmhartig zal willen zijn. Ik kan geen andere troost vinden, dan dat ik mij in de eerste plaats aan de Almachtige, als de enige trooster overgeve en bij Hem mijn toevlucht zoeke”.

Na het overlijden van zijn vrouw krijgt de prins hevige koorts en zenuwkrampen. Pas na enige tijd volgt herstel en hij voelt zich ook dan nog tamelijk zwak. Hij blijft met twee kinderen, van 4 en 3 jaar oud achter.

Plaats een reactie