Wanneer de Vader zijn kind(eren) laat gaan…

Want Israël is weerspannig als een onwillige koe. Nu zou de Here hen weiden als een schaap in het ruime veld!? (Hosea 4 : 16)

Maar mijn volk luisterde niet, Israël wilde niet van mij weten. 13 Toen liet ik hen begaan, koppig volgden zij hun eigen inzicht. (Psalm 81 : 12)

Na enkele dagen verzilverde de jongste zoon zijn bezit en reisde af naar een ver land, waar hij een losbandig leven leidde en zijn vermogen verkwistte. (Lukas 15 : 13)

Israël is als een onwillige koe. .. . het wil de vrijheid!
Welnu, zegt de Here — de vrijheid zal het hebben…. de Неге zal hen weiden als een schaap in het ruime veld. Daar zit een geweldig oordeel achter, want het betekent, dat Israël aan zichzelf zal worden overgelaten! Een schaap hoort nu eenvoudig niet in het ruime veld. Het schaap hoort bij de kudde, vlak onder het waakzaam oog van de herder.

Smal is de weg, en eng is de poort, die tot het leven leidt. Ja, inderdaad, dat voelen velen ook zo, maar dan als als iets waar ze het benauwd van krijgen. Ze willen ruimte! En ze wéten het wel, maar geloven niet, dat de ruime, brede weg waar ze voor kiezen naar het verderf leidt. Inderdaad, onwaarschijnlijk lijkt het wel, maar het gaat in het koninkrijk Gods nu eenmaal precies anders dan overal elders. Dat zie je niet, maar dat moet je geloven.

Israël heeft er ook niets van geloofd. Het heeft als een onwillige koe het juk van z’n nek geschud, en méénde nu eens echt vrij te zijn, eigen heer en meester. Maar het is in die „vrijheid” omgekomen, zoals een schaap in het vrije veld omkomt. De Here hééft ze de ruimte gegeven, want ze zijn gegaan ver over de grenzen van eigen land… in ballingschap!

Er zijn twee dingen in deze geschiedenis van Gods volk, die zeer ontroerend zijn.
Het eerste is, dat God niemand dwingt, om onder Zijn leiding te blijven. De almachtige God had natuurlijk dat onwillige dier heel goed kunnen temmen. Hij had tot Zijn volk kunnen zeggen: Je mag niet weg, maar je blijft hier. Is het niet goedschiks, dan kwaadschiks, maar blijven zult je. Maar zo handelt God nooit! Met niemand!

Niet, dat dit de Here onverschillig is, maar de mens mag kiezen. Hij wordt niet gedwongen. Hij mag gaan. Dit is de bijna angstige eer, het vreselijk (en toch heerlijk) privilege van „Gods volk”. Tot knechten kan gezegd worden: blijf, en zij zullen blijven. Tot kinderen zegt Hij: jullie mogen ook gaan. Wilt je de „vrijheid”, dan krijg je die!

Het tweede ontroerende element is, dat in de vreselijke dreiging toch nog trilt de stem van de liefde. Hosea zegt niet, dat de Here hen zal wegstoten als een schaap in de ruimte, maar dat Hij hen zal weiden als een schaap in het ruime veld. Daar herken je de Herder van Israël aan. Hij is bereid het arme, verdwaalde, gekneusde schaap weer op Zijn schouders triomfantelijk naar de kudde te dragen, zodra Hij ergens angstig geblaat hoort.

28 Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; 29 neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; 30 want mijn juk is zacht en mijn last is licht. (Uit Matteüs 11)

Bron: Gebaseerd op “Verdiende loon” uit ”De zoon van Beëri” van ds. H. Veldkamp