U doorgrondt en kent mij: troost of schrik?

Ik ken Efraïm… (…) maar de Here kennen zij niet. (naar Hosea 5 : За, 4b)

Ze zullen in het Israël van Hosea’s tijd wel gedacht hebben: “het zal wel loslopen”. Ze waren zó gewend geraakt elkaar te bedriegen, dat ze meenden dat het ook maar een kleinigheid was om de Here te misleiden. Je kon zoveel maskeren met allerlei toneelspel, ook op godsdienstig gebied, dat het hun vrijwel onmogelijk scheen, dat hun bedrog nog iemand zou opvallen of ergeren. Dáárom verklaart de Неге bij voorbaat, dat ze die illusies moeten laten varen. Ze kunnen de Alwetende niet misleiden, en daarom is het een waanidee van hen, dat ze hun straf daarvoor zullen ontlopen… “Ik ken Efraïm, en Israël is voor Mij niet verborgen”.

Het is bepaald niet overbodig, dat ook wij christenen van vandaag horen en beseffen, dat de Here ons door en door kent. Hij is bekend met al onze motieven en bedoelingen. Wij mensen kunnen elkaar vaak makkelijk genoeg iets wijsmaken, maar we kunnen God niets wijsmaken. Die in de hemel zit zal lachen. Dat geldt voor het bedrieglijke handelen van politieke leiders, maar ook voor kerkelijk en allerlei ander komediespel. God kijkt overal achter de coulissen. Zijn oog boort tot het diepst van het hart. Wanneer we de waarheid daarvan op ons laten inwerken: de Here kent mij! Hij vormt ieders hart en dus ook mijn hart (Psalm 33:14-15). Dan moet die waarheid ons toch overweldigen!

Maar, wat weten wij mensen nu werkelijk van de mensen die ons omringen af. We doen er eerlijk gezegd toch ook vrijwel geen moeite voor om het te weten te komen; onze tijd is te gehaast en te oppervlakkig om nog werkelijk van hart tot hart te spreken met elkaar. Duizenden wandelen als vreemdelingen en eenlingen niet alleen midden door deze drukke wereld, maar ook te midden van hun eigen gezin, familie en hun broeders en zusters. Veel ouders weten niets van hun kinderen af, en de kinderen omgekeerd niets van hun ouders. Ja, zelfs man en vrouw zijn voor elkaar een gesloten boek. En, wat weten we van onszelf? De moderne mens, ook de moderne christen-mens, ontloopt het om met zichzelf alleen te zijn, om dan echt stil te worden en om dan echt te kunnen luisteren naar Gods Woord en om zo in alle rust te verschijnen voor Gods aangezicht ook met eerbiedig gebed. Alle zelfkennis en alle (mede)mensenkennis begint met het eerbiedig luisteren naar en buigen voor Gods Woord…

Kennen wij de Here in al onze wegen? (Spreuken 3 : 6) Blijkt uit heel ons doen én laten, dat we ons er diep bewust van zijn, dat de Here óns kent? Of zal de Here misschien (ook) van christen-generatie(s) van vandaag kunnen/moeten zeggen: „maar de Неге kennen zij niet”? Kan dat zo maar ook voor ons persoonlijk gelden? Dat we best veel van de Here afweten, maar dat we de Here Zelf niet kennen! Dat kan een pijnlijk en moeilijk raadsel zijn in ons leven, dat z’n oplossing alleen zal vinden, wanneer we dagelijks vluchten naar onze gekruisigde én opgestane Heer en Heiland. Want wie zoekt (dagelijks “vlucht naar het Woord”) zal vinden! Die wordt gevonden!

Bron: Tekst gebaseerd op “De Alwetende en de God-geleerden” uit ”De zoon van Beëri” van ds. H. Veldkamp

19 Iedereen die ik liefheb wijs ik terecht en bestraf ik.
Zet u dus volledig in en breek met het leven dat u nu leidt.
20 Ik sta voor de deur en klop aan. Als iemand mijn stem hoort en de deur opent,
zal ik binnenkomen, en we zullen samen eten, ik met hem en hij met mij.
21 Wie overwint zal samen met mij op mijn troon zitten,
net zoals ik zelf overwonnen heb en samen met mijn Vader op zijn troon zit.
22 Wie oren heeft, moet horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.
(Uit Openbaringen 3)