Schepping of evolutieleer…

Uit een catechismuspreek van Maarten Luther, gehouden op 11 februari 1537

In de woorden: ‘Ik geloof in God, de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde’, wordt ons in de eerste plaats voorgehouden, dat we moeten weten en leren, waar we vandaan komen, wat we zijn, en waar wij naar toe gaan. Want hiermee hebben alle wijzen zich stuk voor stuk beziggehouden, namelijk om er achter te komen, waar de wereld en wijzelf vandaan komen, maar ze hebben het niet kunnen uitdenken. Ze dachten dat een mens zonder maker en meester, die alles schept en regeert, geboren wordt, ja dat de mensen nu leven en straks sterven als het vee. Sommigen zijn verder gekomen, maar zonder zekerheid te verkrijgen, en ze hebben het niet kunnen ontdekken.
Wij echter weten het wel, al is het dan niet uit onszelf, maar uit het Woord van God, dat ons hier in het Christelijk Geloof wordt voorgehouden. Daarom, als je wilt weten waar jij en ik en alle mensen vandaan komen, luister, dan zal ik het zeggen: het is van God, de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde. De enige God, Die alles geschapen heeft en onderhoudt – nu weet je het!
Het is zo te zien een onbeduidende leer en onbelangrijke prediking, maar toch is er nooit een mens zo wijs geweest, dat hij dit heeft kunnen ontdekken zonder Hem, Die uit de hemel is gekomen, en het aan ons heeft geopenbaard.
Wanneer de wijze Aristoteles vaststelt dat de wereld van eeuwigheid is geweest, dan moet je toch denken dat hij helemaal niets van deze openbaring heeft geweten. Daarom, als je zegt, dat hemel en aarde een schepsel of maaksel is van Hem, Die heet: ‘Eén enig God’, en alles uit niets is gemaakt, dan is dat de allerhoogste kennis en wetenschap. Dit – zeg ik – weten en geloven wij, en de Heilige Schrift leert ons dat, en het Christelijk Geloof onderwijst het aan de kleine kinderen: ‘Ik geloof in God, de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde.’

Lezen: Psalm 148

Maarten Luther: Predigten des Jahres 1537, am 11. Februar, vgl. WA 45, 12, 16 – 13, 13 en 19-21