Vloekgebed bidden over Gods volk en…

…over jezelf?

Geef hun, Неrе, wat Gij maar wilt: geef hun een kinderloze schoot en verdroogde borsten. (Hosea 9 :14).

De grote vraag van ons leven is of we dit gebed van Hosea willen gaan meebidden, en met dit gebed om de vloek kunnen instemmen. Dat wil zeggen: of onze liefde tot God in ons leven groot genoeg geworden is, dat we bidden kunnen om de ondergang en de vervloeking van wat ons lief geworden is. Dan gaan we bidden tegen onszelf in.

Dan komen we zeker ook tot dit verschrikkelijk gebed: het gebed om de ondergang van onszelf: dat mijn oude mens gedood en begraven wordt en hier geen leven meer heeft. Dat mijn oude mens gekruisigd wordt — terwijl we beseffen dat de dood aan het kruis van God vervloekt is. Het is bidden om de vloek over onze van nature zelfzuchtige manier leven!

Wie erkennen wil, hoe lief hij zichzelf nog heeft, die kan dit gebed niet zomaar vlot en strelend gaan bidden. Zo’n gebed wordt een heftige worsteling, waarin de liefde tot onszelf en de liefde tot God een geweldige strijd voeren. Wie kan en wil dit werkelijk bidden en wie wringt deze woorden er uit: Geef mij, Here, geef mijn boze natuur een onvruchtbare schoot? Wie roept er met Paulus mee: Ik, ellendig mens, wie zal mij verlossen van het lichaam dezes doods?

Het is alleen de verschrikkelijke vloek, die over onze Here Jezus Christus gekomen is, die ons de verschrikkelijke vloek van Hosea’s gebed kan leren begrijpen. En het is alleen door Zijn kracht, dat ik bidden ga om deze vloekdood over mijzelf. Dat wij te weinig „leven”, vindt z’n oorzaak in het feit, dat we te weinig „sterven” willen. Dat we niet tot bloedens toe strijd voeren tegen de zonde in ons leven, komt omdat we liever met strelende woorden, dan stotterend en haperend bidden. Wie deze paradoxen vatten (1) kan, die vatte ze, en leert met Hosea dit verschrikkelijk gebed te bidden.

(1) paradox = schijnbare tegenstrijdigheid; vatten = begrijpen en toepassen

Hoe zouden wij, die dood zijn voor de zonde, nog in zonde kunnen leven? 3 Weet u niet dat wij die gedoopt zijn in Christus Jezus, zijn gedoopt in zijn dood? 4 We zijn door de doop in zijn dood met hem begraven om, zoals Christus door de macht van de Vader uit de dood is opgewekt, een nieuw leven te leiden.
(…)
12 Laat de zonde dus niet heersen over uw sterfelijke bestaan, geef niet toe aan uw begeerten. 13 Stel uzelf niet langer in dienst van de zonde als een werktuig voor het onrecht, maar stel uzelf in dienst van God. Denk aan uzelf als levenden die uit de dood zijn opgewekt en stel uzelf in dienst van God als een werktuig voor de gerechtigheid. 14 De zonde mag niet langer over u heersen, want u staat niet onder de wet, maar leeft onder de genade. (Uit Romeinen 6)

Bron: Tekst gebaseerd op “Een verschrikkelijk gebed” uit ”De zoon van Beëri” van ds. H. Veldkamp

Lees verder bijvoorbeeld ook over gebed van Elia: 1 Koningen 17 en Jakobus 5 : 16-20