Strijden tegen gevoelens van saaiheid, slaperigheid en vermoeidheid…

20 Maar voor jullie die ontzag voor mijn Naam hebben zal de zon stralend opgaan, de zon die gerechtigheid brengt en genezing in haar vleugels draagt.  (Uit Maleachi 3)

(…) 4 Trouwelozen! Beseft u dan niet dat vriendschap met de wereld vijandschap jegens God betekent? Wie bevriend wil zijn met de wereld, maakt zich tot vijand van God. 5 Denk toch niet dat dit loze woorden zijn in de Schrift: ‘Hij die ons het leven gaf, maakt er vurig aanspraak op; 6 maar de genade die hij schenkt is nog groter.’ Daarom staat er: ‘God keert zich tegen hoogmoedigen, maar aan nederigen schenkt hij zijn genade.’ 7 Onderwerp u dus aan God, en verzet u tegen de duivel, dan zal die van u wegvluchten. 8 Nader tot God, dan zal hij tot u naderen. Reinig uw handen, zondaars; zuiver uw hart, weifelaars. 9 Weeklaag, wees treurig en laat uw tranen vloeien. Laat uw lachen veranderen in droefheid en uw vreugde in somberheid. 10 Verneder u voor de Heer, dan zal Hij u verheffen. (1)
(Uit Jakobus 4)

147 Nog voor het morgenlicht roep ik om hulp, in uw woord stel ik mijn hoop.
148 In de uren van de nacht houd ik mijn ogen geopend en overdenk ik uw woord.
(Uit Psalm 119)

19 En wij hebben het profetische woord, dat vast en zeker is, en u doet er goed aan daarop acht te slaan als op een lamp die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw hart. (2,3) (Uit 2 Petrus 1)

71 Het was goed voor mij dat ik vernederd werd, zo leerde ik uw wetten kennen.
72 Goed voor mij is de wet uit uw mond, beter dan een schat aan goud en zilver.
(Uit Psalm 119)

3 Vestigt uw aandacht dan op Hem (Jezus!), die zulk een tegenspraak van de zondaren tegen Zich heeft verdragen, opdat jullie niet door matheid van ziel verslappen.
4 Gij hebt nog niet ten bloede toe weerstand geboden in uw worsteling tegen de zonde, 5 en gij hebt de vermaning vergeten, die tot jullie als tot zonen spreekt: Mijn zoon, acht de tuchtiging des Heren niet gering, en verslap niet, als gij door Hem bestraft wordt, 6 want wie Hij liefheeft, tuchtigt de Here, en Hij kastijdt iedere zoon, die Hij aanneemt
.
(Uit Hebreeën 12)

42 Wees dus waakzaam, want jullie weten niet op welke dag jullie Heer komt. 43 Besef wel: als de heer des huizes had geweten in welk deel van de nacht de dief zou komen, dan zou hij wakker gebleven zijn en niet in zijn huis hebben laten inbreken. 44 Daarom moeten ook jullie klaarstaan, want de Mensenzoon komt op een tijdstip waarop je het niet verwacht. (Uit Matteüs 24)

10 En hij zeide tot mij: Verzegel de woorden van de profetie van dit boek niet, want de tijd is nabij. 11 Wie onrecht doet, hij doe nog meer onrecht; wie vuil is, hij worde nog vuiler; wie rechtvaardig is, hij bewijze nog meer rechtvaardigheid; wie heilig is, hij worde nog meer geheiligd. (…)
16 Ik, Jezus, heb mijn engel gezonden, om ulieden dit te betuigen voor de gemeenten. Ik ben de wortel en het geslacht van David, de blinkende morgenster.

17 En de Geest en de bruid zeggen: Kom!
En wie het hoort, zegge: Kom! En wie dorst heeft, komt,
en wie wil, neme het water des levens om niet.

(Uit Openbaringen 22)

(1) 21 U hebt toch over hem gehoord, u hebt toch onderricht over hem gekregen? Door Jezus wordt duidelijk 22 dat u uw vroegere levenswandel moet opgeven en de oude mens, die te gronde gaat aan bedrieglijke begeerten, moet afleggen, 23 dat uw geest en uw denken voortdurend vernieuwd moeten worden 24 en dat u de nieuwe mens moet aantrekken, die naar Gods wil geschapen is in waarachtige rechtvaardigheid en heiligheid.(Uit Efeziërs 4)
(2) Die donkere plaats is blijkbaar ons hart (zie Matteüs 15 : 18-20), waar het licht van het Woord in wil schijnen, tot ook de meest duistere plaatsen daarvan verlicht worden door het opgaan van de blinkende morgenster (de “Zon der gerechtigheid”, Maleachi 3 :20).
(3) Ieder zal deze de strijd – om volle aandacht te geven aan het Woord tot het aanbreken van de dag en het opgaan van de morgenster in eigen hart – in zijn of haar leven te voeren hebben.