Het gouden verzoendeksel op de ark…

“Welzalig is hij, wiens overtreding vergeven en wiens zonde bedekt is.”
(Uit Psalm 32)

(…) We hebben vroeger ook reeds gezien, dat God deze ark heeft laten vervaardigen om te dienen als bewaarplaats voor „de getuigenis”, Exodus 25 : 16, d.w.z. de twee stenen tafelen, Deuteronomium 10 : 1, 2, die aan beide kanten met de tien woorden van het verbond waren beschreven, Exodus 32 : 15. Gods verbond was de onmisbare voorwaarde voor het „functioneren” van ark en tabernakel (Zie Van binnen naar buiten…).

Op de ark heeft het verzoendeksel gerust. Het is één plaat van zuiver goud geweest. Deze heeft in het Hebreeuws „kappóret” geheten, dat gevormd is van een werkwoord, dat in het oudtestamentische offerritueel als staande term voor verzoenen heeft gediend . De LXX vertaalde het Hebreeuwse woord voor verzoendeksel door hilastèrion. Dit Griekse woord is later letterlijk overgenomen door de brief aan de Hebreeën in 9 : 5, waar we lezen: „Daarboven (n.m.l. boven de ark) waren de cherubs der heerlijkheid, die het „verzoendeksel” overschaduwden”. Vóórdien had ook Paulus reeds hetzelfde woord gebruikt. Hij had namelijk in Romeinen 3 : 25 geschreven, dat God onze Heere Jezus Christus stelde tot een „hilastèrion”. Dat is toen in de Staten Vertalers weergegeven door „verzoening”, in de Nieuwe Vertaling door „zoenmiddel” en in de Canisius Vertaling door „zoenoffer”. Geen van drieën vertaalde door „verzoendeksel”. Zou het bezwaar tegen deze vertaling, dat niet het verzoendeksel zelf verzoende, maar het bloed, dat er op gesprenkeld werd, en dat Christus daarom door de apostel niet ons verzoendeksel genoemd kan zijn   zou dat bezwaar wel voor Paulus zo zwaar gewogen hebben? In elk geval dachten de Griekssprekende lezers, die het O.T. kenden, bij het woord hilastèrion in Romeinen 3 : 25 stellig in de richting van het verzoendeksel. (…)

Bron: De Voorzeide Leer, Inleiding Genesis Exodus, deel 1a, door ds, C. Vonk (Buijten&Schipperheijn, Amsterdam, 1991)

Hij is door God aangewezen om door zijn dood het middel tot verzoening (hilastèrion = zoendeksel van zuiver goud (1)) te zijn voor wie gelooft. Hiermee bewijst God dat Hij rechtvaardig is, want in zijn verdraagzaamheid gaat hij voorbij aan de zonden die in het verleden zijn begaan. Hij wil ons nu, in deze tijd, zijn gerechtigheid bewijzen: Hij laat ons zien dat Hij rechtvaardig is door iedereen vrij te spreken die in Jezus gelooft. (Romeinen 3 : 25-26)

(1) Hierbij opgemerkt door AJ: Kunnen of moeten we niet zeggen: Het bloed en de bloedstorting van de Mens Jezus was nodig tot verzoening van onze zonden, maar het is God, onze eeuwige en volmaakte God-Drieenig Zelf, bij de ark voorgesteld door het verzoendeksel van zuiver goud, Die het gestorte en geofferde bloed van Jezus (Schepsel) gesteld en aanvaard heeft om Zijn wil tot volmaakte bedekking van al onze zonden duidelijk te maken. Onze zonden zoals die door de wet op de twee stenen tafels in de ark aan het licht (2)  worden gebracht?!

(2) Gij stelt onze ongerechtigheden vóór U, onze heimelijke zonden in het licht van uw aanschijn. (Psalm 90 : 8)