Psalmen en de Wet

Overgenomen uit “Bidden met de Psalmen” van Dietrich Bonhoeffer (Leiden: Groen)

De drie Psalmen (1, 19, 119), die op een bijzondere manier de wet van God tot voorwerp van danken, loven en bidden maken, willen ons voor alles de weldaad van de wet voor ogen stellen. Onder ‘wet’ wordt dan meestal de gehele verlossingsdaad van God en de voorschriften voor een nieuw leven in gehoorzaamheid verstaan. De vreugde in de wet, in de geboden van God, vervult ons, als God ons leven door Jezus Christus de grote wending gegeven heeft.

Dat God zijn gebod eens voor mij zou kunnen verbergen (Psalm 119:17), dat Hij mij op een dag zijn wil niet bekend zou kunnen maken, is de grootste angst van het nieuwe leven. Het is genade, Gods bevelen te kennen. Ze bevrijden ons van onze zelfgemaakte plannen en conflicten. Ze maken onze schreden zeker en onze weg blij. God gaf zijn geboden opdat wij ze zouden vervullen, en ‘zijn geboden zijn niet zwaar’ (1 Joh. 5:3) voor hem die in Jezus Christus heel zijn heil gevonden heeft. Jezus is zelf onder de wet geweest en heeft die in volledige gehoorzaamheid aan de Vader vervuld. Gods wil wordt zijn vreugde, zijn spijze. Zo dankt Hij in ons voor de genade van de wet en schenkt ons de vreugde van zijn vervulling. Nu belijden wij onze liefde voor de wet, wij bekrachtigen, dat wij haar graag volbrengen en bidden, dat wij in haar onberispelijk bewaard blijven. Niet in eigen kracht doen wij dat, maar wij bidden het in de naam van Jezus Christus, die voor ons en in ons is.

Vooral Psalm 119 wordt moeilijk voor ons vanwege zijn lengte en gelijkmoedigheid. Hier helpt ons een bijzonder langzaam, stil, geduldig voortschrijden van woord tot woord, van zin tot zin. Dan komen we tot de conclusie dat de schijnbare herhalingen toch altijd nieuwe wendingen van de ene zaak zijn, van de liefde tot Gods Woord. Zoals deze liefde geen einde nemen kan, zo ook de woorden niet die dat uitspreken. Ze willen ons een heel leven lang begeleiden en in hun eenvoud worden zij het gebed van het kind, van de man en de grijsaard.

Aan alles, hoe volmaakt ook, zag ik een einde,
maar uw gebod is grenzeloos ruim.
Psalm 119 : 96

Plaats een reactie