Een engel uit de hemel

Ja, zal mogelijk iemand zeggen: ‘Ik zou ook wel geloven als er een engel kwam die mij het [evangelie] uit de hemel zou verkondigen.’ Daarop moeten we antwoorden: ‘Het is niet waar wat u zegt, want wie het Woord niet aanneemt om het Woord zelf, die neemt het ook niet aan omwille van de predikant – zelfs al zouden alle engelen uit de hemel het voor hem preken. En wie het aanneemt omwille van de predikant, die gelooft het Woord niet, ook niet in God dóór het Woord, maar hij gelooft de predikant en in de predikant. Dat is dan ook de reden waarom zijn geloof niet lang stand zal houden.

Als iemand echter het Woord gelooft, dan gaat het er niet om wie de persoon is die het Woord verkondigt, want hij eert het Woord niet omwille van de persoon. Maar juist andersom, hij eert de persoon omwille van het Woord. Zo wordt de persoon door hem niet boven, maar onder het Woord geplaatst. En hoewel de persoon zou ondergaan of zelfs van het geloof zou afvallen en anders zou gaan preken, dan laat hij eerder de persoon varen dan het Woord. Hij blijft bij het Woord dat hij gehoord heeft. Het maakt niet uit of de persoon aanwezig is, of dat hij komt of dat hij gaat. De persoon mag doen en laten wat hij wil, maar de gelovige blijft bij het gehoorde Woord.
Dit is ook het echte onderscheid tussen een Goddelijk geloof en een menselijk geloof: het menselijke geloof hangt aan de [menselijke] persoon, het gelooft, vertrouwt en eert het Woord omwille van de persoon die het spreekt.
Het Goddelijke geloof echter doet juist andersom: het hangt aan het Woord – dat is aan God zelf – het gelooft, vertrouwt en eert het Woord, maar niet omwille van hem die het gesproken heeft. Hij voelt echter dat het Woord zo zeker en waar is dat niemand hem daarvan kan wegtrekken, al zou zelfs dezelfde predikant [die hem het Woord verkondigd heeft] dat proberen te doen.’

Kirchenpostille 1522, Evangelium in der Früh-Christmetz, Luc. 2:15-20, vgl. WA 10.1.1, 129, 9 – 130,

Lucas 16 : 27-31

Plaats een reactie