Waarom nog nadenken over waarachtige bekering?!

10 Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden; de één was een Farizeeër, de ander een tollenaar. 11 De Farizeeër stond en bad dit bij zichzelf: O God, ik dank U, dat ik niet zó ben als de andere mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als deze tollenaar; (Uit Lukas 18)

17 Omdat gij zegt: Ik ben rijk en ik heb mij verrijkt en heb aan niets gebrek, en gij weet niet, dat gij zijt de ellendige en jammerlijke en arme en blinde en naakte, 18 raad Ik u aan van Mij te kopen goud, dat in het vuur gelouterd is, opdat gij rijk moogt worden, en witte klederen, opdat gij die aandoet en de schande uwer naaktheid niet zichtbaar worde; en ogenzalf om uw oogleden te bestrijken, opdat gij zien moogt. 19 Allen, die Ik liefheb, bestraf Ik en tuchtig Ik; wees dan ijverig en bekeer u. (Uit Openbaring 3)

(…) Misschien denkt u ook wel: Bekering? Ik? Man, waar maak je je druk om. Met mij is er niets aan de hand. Alles is goed en alles gaat goed. Bekering, jazeker, maar dat is iets voor ongelovigen en zondaren en tot die categorie behoor ik niet.

Zo reageert Efraïm ten tijde van de profeet Hosea wel, tenminste, zo lezen we dat in Hosea 12 : 9. Ze krijgen kennelijk genoeg van dat voortdurende spreken over de noodzaak van hartgrondige bekering. Ze vragen aan de profeet: man, waar heb je het toch over? Moet je eens zien: ik ben rijk geworden; ik heb een groot bezit verworven. Dat is toch zegen van God? En dat is toch een bewijs, dat het goed met me zit? Kijk het maar na in mijn leven en mijn arbeid. Ik geef iedereen het zijne en ik heb van mijn leven geen kwaad gedaan. Al dat gepraat over zonde en bekering! Noem eens wat bij mij niet deugt… Maar, zo reageert ú toch niet? Dat zou erg oppervlakkig zijn. Voorspoed is nu eenmaal niet hetzelfde als zegen. En tegenspoed is niet hetzelfde als straf. De Heere taxeert de dingen heel anders dan wij.

Denk maar aan die gemeente waar de Heere op bezoek komt en die zegt: wij zijn rijk en verrijkt en hebben aan geen ding gebrek; terwijl de Heere zegt: Jullie hebben niet eens in de gaten, dat jullie arm zijn en jammerlijk en blind en naakt. Succes is nog geen zegen.

Zegen is: Jakobs God als hulp hebben. Hebt u dat, of staat met alle voorspoed de Heere Zelf buiten uw leven? Hebt u het goed? Of hebt u God? Het scheelt maar één letter, maar het scheelt in werkelijkheid een eeuwigheid.

(…) Waar ligt ten diepste de zonde van Israël? Het luisterde niet naar de stem van de profeten en het liet zich niet aan hun hand leiden. Israëls zonde is ongehoorzaamheid, niet willen luisteren. En is dat niet de wortel van alle zonde? Daar is het immers in het paradijs al mee begonnen. En juist voor het volk van Gods verbond is deze zonde dubbel erg, omdat het geroepen wordt tot een nieuwe gehoorzaamheid. Daartoe zendt de Heere immers tot hen Zijn profeten: om naar hén en dus naar Hém te horen.

Zal de Heere er dan voortaan het zwijgen toe doen? Zal Hij geen profeet meer zenden om Gods volk te roepen tot bekering en gehoorzaamheid? Leest u dan nog eens de verzen uit Hosea 12 : 10-11. Vers 11 zegt: ’Ik zal spreken’. ’Naar haar hart.’ hoorden we in Hosea 2. En het zal krachtig en duidelijk en indringend zijn: ’En Ik zal tot de profeten spreken, en Ik zal de visioenen talrijk maken, en Ik zal door de dienst van de profeten in gelijkenissen spreken.’

Alles doet hier al denken aan dé Profeet, van Wie Mozes al gesproken heeft: een profeet als ik, zal de Heere uw God u verwekken; naar Hém zult gij luisteren. We horen hier woorden, die rechtstreeks heen wijzen naar de hoogste Profeet en Leraar, de Heere Jezus Christus, Die de Naam van de Heere heeft geopenbaard. Naar deze Profeet, Die tegelijk de Priester is op Wie de Heere al onze ongerechtigheid heeft doen aanlopen, en Die ook de Koning is, Die Zijn volk verlost, leidt en beschermt. Hij is de Zoon van Gods welbehagen. Hoort Hem en uw ziel zal leven. Waar ik Hem ontmoet, ben ik met Jakob in Pniël: Ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en mijn ziel is gered.

Bron: “Hosea – profeet van de liefde van God”, ds J. Westerink (uitgegeven radiolezingen)