Met Christus begraven in onze doop…

Toen u gedoopt werd bent u immers met Hem begraven, en met Hem bent u ook tot leven gewekt, omdat u gelooft in de kracht van God die Hem uit de dood heeft opgewekt. (Kolossenzen 2:12)

Toen Jezus zich door Johannes liet dopen, toonde Hij aan de Vader, dat Hij bereid was onze mensendood (als straf op de zonde) op zich te nemen en daarmee al het lijden voor ons, dat de aanvaarding en het ondergaan van deze doop met zich mee bracht, tot aan de dood aan het kruis. Hij wilde al dat lijden dragen en verdragen om ons en voor ons. Daarin en daarmee bewees en bleek Jezus Gods geliefde Zoon te zijn, in Wie de Vader een eeuwige vreugde en welbehagen heeft.

Voor ons betekent het begraven worden in en met onze doop, dat onze oude mens met Christus begraven wordt en dat we daarmee delen in zijn dood, maar ook daarmee al delen in Zijn opstanding en het nieuwe leven dat daarbij hoort. Maar dat begraven is beslist niet afgelopen met en na onze doop. Zo was het ook (nog) niet bij Jezus doop. Dat moet ons tijdens ons leven – juist ook door terugdenken aan onze doop en door de verkondiging van het Woord bij de doop – steeds weer voor ogen worden gesteld en voor onze levenspraktijk gevolgen hebben. Daar blijven we ons leven lang mee bezig. De oude mens moet afsterven en begraven worden en we moeten de nieuwe mens aandoen. Dat is een lijdensweg. Dat lijden kunnen we minimaliseren of ontlopen door onze oude mens niet te doden en door de nieuwe mens niet aan te doen. Wanneer we dat wel (steeds meer) doen, dan gaan we lijden aan onszelf, maar nog veel meer aan de wereld, en zeker niet in het minst aan onze broeders en zusters. Velen van onze naasten, (zelfs eigen man of vrouw, kinderen, familie, broeders en zusters en “de wereld”) waarderen dat niet en stellen dat – het voorbeeld geven daarin of spreken daarover met hen – helemaal niet op prijs. Ze zullen zich ook tegen je (kunnen) keren waarschuwt Jezus al. Zijn Evangelie brengt niet alleen “Zijn vrede” (Johannes 14:27), maar ook tweespalt en ruzie en verdachtmaking, ja zelfs gevangenneming en (broeder)moord met zich mee… (Mattheüs 10:34-42) (1)

Het Evangelie is nu eenmaal “niet naar de mens” en roept altijd weerstand op, te beginnen bij onszelf maar ook bij anderen. Wij worden door Gods Woord voorbereid op die strijd en het moet ons eerder bevreemden wanneer wij die moeite en strijd niet (ook in ons leven hier) ervaren en ondergaan!

Dat dit ook bij onze doop hoort, dat steeds meer afsterven én steeds meer opstaan en dat lijden en strijden, en dat tot onze laatste of tot de jongste dag, dat moet daarom ook in een “feestelijke doopdienst” beslist steeds weer heel uitdrukkelijk aan de orde gesteld en niet verzwegen worden. Dat lijden hoort niet maar bij Gods kinderen van de vervolgde en de lijdende kerk(en) ver weg, maar is en hoort net zo goed hier in Nederland. Wanneer dat in ons eigen leven niet (meer of niet ook) aan de orde is, dan is er beslist iets mis!

Er is nog een zeer goede reden om daar ook tijdens zo’n “feestelijke doopdienst” niet over te zwijgen, want de keerzijde van dat lijden en strijden op je nemen is, dat onze drie-enige God ons daarbij zegenen wil en zal met een vrede en vreugde (!) die alle verstand te boven gaat en die alleen Godskinderen, die ook lijden en strijden willen en dat niet uit de weg gaan, ten deel valt en waar helaas veel anderen (zelfs ook broeders en zusters) soms nog maar weinig of geen weet van hebben en die voor de wereld verborgen en onbegrijpelijk (en ongelofelijk) blijft.

Zie ook: Keert God zich soms tegen mij?

(1) Denk niet dat ik gekomen ben om op aarde vrede te brengen. Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. Want ik kom een wig drijven tussen een man en zijn vader, tussen een dochter en haar moeder en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder; de vijanden van de mensen zijn hun eigen huisgenoten! Wie meer van zijn vader of moeder houdt dan van mij, is mij niet waard, en wie meer houdt van zijn zoon of dochter dan van mij, is mij niet waard…
(…)
Zalig bent u als men u smaadt en vervolgt, en door te liegen allerlei kwaad tegen u spreekt, omwille van Mij. Verblijd en verheug u, want uw loon is groot in de hemelen, want zo hebben ze de profeten vervolgd die er vóór u geweest zijn.