Door lijden geheiligd en in staat gesteld om anderen te troosten…

3 Geprezen zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, de Vader die zich over ons ontfermt, de God die ons altijd troost 4 en ons in al onze ellende moed geeft, zodat wij door de troost die wijzelf van God ontvangen, anderen in al hun ellende moed kunnen geven. 5 Zoals wij volop delen in het lijden van Christus, zo delen wij volop in de troost die God ons door Christus geeft. 6 Ondervinden we tegenspoed, dan is het opdat u bemoedigd en gered wordt. Worden we bemoedigd, dan is het opdat u de moed krijgt te volharden in hetzelfde lijden als wij ondergaan. 7 De hoop die wij voor u hebben is gegrond: we weten dat zoals u deelt in ons lijden, u ook deelt in de troost die ons gegeven wordt. (Uit 2 Korintiërs 1)

(…) In het voorafgaande zegt Luther: dat Jacob, die de zegen had ontvangen, beproefd moest worden door veel verzoekingen. Op dezelfde manier: dat Abraham, die de belofte had gekregen, zijn zoon moest offeren. Tenslotte: dat David, die tot koning was gezalfd, tien jaar in de woestijn moest omzwerven. “Ze blijven echter standvastig in het geloof en verwachten de goede uitkomst die God aan hen heeft beloofd” zegt Luther in zijn grote Genesisverklaring (1535-1545). Dan volgt het citaat:

“Dit is altijd Gods gewone weg met de kerk geweest: dat God beloften geeft en daarna met degenen die de beloften geloven, zó omgaat: dat zij moeten wachten op het onzichtbare – zodat zij niet alleen gelóven wat ze niet zien, maar ook moeten hópen wat ze niet zien (vgl. Romeinen 8:25). Wie dat niet doet, is geen Christen. Want Christus is op dezelfde manier ingegaan in Zijn heerlijkheid – eerst is Hij neergedaald in de hel. Toen Hij zou regeren, werd Hij gekruisigd; toen Hij zou worden verhoogd, werd Hij bespuwd. Men moet immers eerst lijden en daarna tot heerlijkheid komen (vgl. Romeinen 8:17 vv).

Dat doet God omdat Hij onze harten wil onderzoeken of beproeven of wij de weldaden die Hij aan ons heeft beloofd – al duurt het nog zo lang – met lijdzaamheid willen verwachten. Voor eeuwig zullen we ze niet hoeven missen – dat is zeker waar!

Wanneer God ons niet op deze manier zou beproeven en dat wat Hij ons heeft belooft, niet zou uitstellen, dan konden wij Hem niet uit ons hele hart liefhebben. Want als God ons zo spoedig alles zou geven wat Hij ons heeft beloofd, dan was het niet nodig om te geloven. Zonder geloof zouden wij hier op aarde immers verdrinken in de zichtbare dingen – en zouden God vergeten (vgl. 2 Korinthe 4:17-18).

Dat is dan ook de reden waarom Hij toelaat dat Zijn kerk verzocht en benauwd wordt, haar in zorgen en noden laat leven: opdat zij zou leren om niet alléén van brood, maar van Gods Woord te leven (vgl. o.a. Deuteronomium 8:3; Lukas 4:4) – én dat in de godzaligen het geloof en de hoop zouden groeien, zodat zij daardoor gesterkt altijd Gods hulp zouden verwachten. Want alleen in het Woord is ons leven en onze zaligheid.”

Maarten Luther: Vorlesungen über 1. Mose von 1535-1545, vgl. WA 43, 567, 36 – 568, 11, weergave: J.G. Walch (Ausgabe 1740) Zweijter Theil, S.550-S.551

Bron: Wilt u deze Luthercitaten ter kennismaking doorsturen aan uw vrienden. Er zijn geen kosten aan verbonden. Voor het aanmelden/afmelden van deze wekelijkse citaten kunt u gebruikmaken van dit e-mailadres info@maartenluther.com en van deze website: www.maartenluther.com (contact op de homepage)