Het zware werk…

Onze (dagelijkse) bekering!

Efraim was een afgerichte jonge koe, die gewillig dorste;
Ik heb haar schone hals gespaard.
Ik ga Efraïm inspannen, Juda zal ploegen, Jakob eggen.

Hosea 10 :11.

Efraïm wordt hier vergeleken met jonge koe, die „afgericht” is, nl. om te dorsen. Dat dorsen behoorde bij het lichte werk. Onder het zware werk voor ossen viel het niet. De dorsende os hoefde bijvoorbeeld geen juk te dragen, en kon zoveel eten als hij wilde, want de wet van Mozes verbood een dorsende os te muilbanden. Dorsen, anders dan ploegen, was feitelijk een plezier-leventje. Zeg maar: Het luilekkerland voor de ossen.

Rustig genieten, en eten zonder gemuilkorfd te worden, en te zitten “ieder onder z’n vijgeboom”, dat alles behoorde tot de geliefkoosde bezigheden in Israël. “Efraïm is een jonge koe, die graag dorst”. Maar het zware werk, daar hadden de Israëlieten niets mee op.

ze wilden zich namelijk niet bekeren.
Er is in dit opzicht nog niet zo erg veel veranderd.

Er zijn tal van lichte karweitjes, die we met alle liefde willen opknappen, “voor het koninkrijk van God”. Wij zwoegen voor déze vereniging of voor die commissie. Zeker, dat is heus niet alles plezierwerk: je bent geen avond thuis, je hebt soms veel tegenstand en kritiek te verduren, maar toch: in dit werk wordt de dorsende os niet gemuilband. De lof van stugge werkers in het koninkrijk van God kan ons niet worden onthouden, en als we het 25 jaar hebben uitgehouden, wordt dat ook nog eens gememoreerd. In elk geval, dát dorsen doen we graag. Het hoort dan ook bij het lichte werk voor het koninkrijk.

Het zwaardere werk van de bekering is wel wat anders natuurlijk. Het kost in zekere zin minder moeite, om trouw commissielid te wezen, dan om navolger van Christus te zijn, dat is: Zijn kruis op te nemen en zichzelf te verloochenen. Het is gemakkelijker, trouw tweemaal op een Zondag in de kerk te komen, dan tweemaal op een dag de minste te wezen. Het is veel eenvoudiger te zingen: “Ach Heer, ik ben Uw knecht”, dan knecht voor een ander te wezen en zijn voeten te wassen…

Dus valt het te begrijpen, dat wij dat lichtere dorswerk graag doen, en om zo te zeggen dát werk aaien en liefkozen. Daar valt ook nog eer aan te behalen. Maar op het zwaardere komt het aan. Bekering! Dat is: mijzelf geregeld ongelijk geven, en tegen mijzelf zeggen: ik ken die mens niet. Het is: wél een muilband willen dragen, en zwijgen als het toornige hart spreken wil, en wél een juk willen torsen, het juk van Christus, dat trouwens zacht is. En van deze moeilijke bezigheid kan niet gezegd worden, dat (we zien en merken bij onszelf dat) de mens die zélf graag doet en liefkoost. Daarom moeten we Christus in ons hart en in ons leven de ruimte geven (1) om Hem dit moeilijke werk te laten doen in en door ons, dan draagt Hij de zware last en dragen wij – naar Zijn Woord – slechts de lichte last…

28 Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; 29 neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; 30 want mijn juk is zacht en mijn last is licht. (Uit Matteüs 11)

Bron: Gebaseerd op “Geliefkoosde bezigheden” uit ”De zoon van Beëri” van ds. H. Veldkamp

(1) Zie ook: Leeg voor God…