Zuchten van de Geest

27 En Hij, die de harten doorzoekt, weet de bedoeling des Geestes, dat Hij namelijk naar de wil van God voor heiligen pleit. (Romeinen 8:27)

Het is geen wonder dat wij denken: Wat moeten wij ellendige mensen toch beginnen, wij, die toch in alle mogelijke zonden tegen de eerste en de tweede tafel van de wet geleefd hebben? Hoe kunnen wij zondaren – die zo spoedig een einde nemen – voor de eeuwige, oneindige, heerlijke en almachtige God verschijnen en bidden?
Paulus zegt: “Wij hebben een God, Die ons geven kan boven alles wat wij begrijpen of bidden kunnen.” Als wijzelf niet weten hoe of wat wij bidden zullen, dan zucht tóch de Geest van God – Die in de harten van de gelovigen woont – voor ons en in ons, met een onuitsprekelijk zuchten en ontvangt ook onuitsprekelijke en onbegrijpelijke zaken.
Daarom moeten deze woorden uit de Brief aan de Romeinen onze harten opwekken en moed geven, zodat wij vrijmoedig en getroost bidden en ons niet laten afschrikken omdat wij die niets zijn, tot Hem naderen Die ALLES is (Romeinen 8:27).

Maarten luther: [Vorlesungen über i. Mose von 1535/1545, vgl. WA 42,1. Mose, Kap. 17:19-22]

Je weet niet wat je bidt

En Hij zeide tot haar: Wat wilt gij? Zij zeide tot Hem: Zeg, dat deze mijn twee zonen zitten mogen de een tot Uw rechter en de ander tot Uw linkerhand in Uw Koninkrijk. (Matteüs 20:21)

Uit dit Evangelie begrijpen wij, dat God altijd meer geeft dan wijzelf bidden of denken kunnen. Daarom moeten wij leren dat wij met vrede en vreugde bidden en ons niet om de grootte van de dingen en ook niet om onze onwaardigheid bezorgd maken. Wij weten dat Paulus zegt: “Hem nu Die overvloedig doen kan boven al wat wij bidden of begrijpen.”
Een goede Naam voor God is: HOORDER-DER-GEBEDEN. Onze naam is: DIE- NIET-WETEN-WAT-ZIJ-BIDDEN, want onze harten zijn veel te zwak om deze grote en heerlijke genade als het gebed te kunnen bevatten of begrijpen. Wij maken ons er alleen maar druk om hoe en op welke tijd, waar of door welk middel God ons verhoren zal. Dit alles stellen wij ons zo klein en bekrompen voor, dat wij steeds weer met ons ongeloof te strijden hebben.

Maarten luther: [Vorlesungen üben. Mose ven 1535/1545, vgl. WA 42,1. Mose, Kap. 17:19-22]

Plaats een reactie