Een onverwacht en onverdacht pleidooi…

voor “doorgaande prediking” (1) en voor catechismus-prediking…

Een algemeen aanvaarde maar ernstige misvatting is, dat schapen het overal kunnen uithouden en overal wel hun kostje kunnen ophalen. De werkelijkheid ligt wél anders. Geen enkele ander soort vee heeft zoveel persoonlijke en zorgvuldige leiding en behandeling nodig als schapen. Zonder twijfel had David, zélf een herder, dit door de harde ervaring geleerd. Hij wist dat als een kudde goed wilde gedijen en dus ook de reputatie van de eigenaar op het spel stond, de schapen voortdurend onder goede en vakkundige leiding moesten blijven.

De beste bescherming, die een herder zijn kudde kan bieden, is ze constant in beweging te houden. Dat wil zeggen, dat hij ze niet te lang op dezelfde grond moet laten grazen. Ze moeten regelmatig en periodiek van het ene naar het andere veld worden gebracht. Dit voorkomt het „overbegrazen” van de weidegronden. Voorts voorkomt dit de infectie (of het opnieuw besmet worden) van de schapen met parasieten, omdat de dieren alweer verdwenen zijn, voordat deze organismen hun levenscyclus hebben voltooid.

Met andere woorden: er moet een van tevoren uitgestippeld plan zijn, een weloverwogen schema om op de juiste wijze steeds van weidegrond te wisselen. Dit is precies het soort rouleringsschema, dat David in gedachten had toen hij sprak over het leiden in de rechte sporen. In dit volgen van een vooraf uitgedacht plan de campagne ligt het geheim van gezonde kudden en goed onderhouden weidegronden. Hier ligt de sleutel tot een succesvolle schapenteelt. De naam en hele reputatie van een fokker staat of valt met de wijze waarop hij zijn beesten naar gezonde, verse voederplaatsen weet te leiden.

Eenzelfde procedure wordt trouwens ook gevolgd door rondtrekkende herders tijdens hun zomertrektocht. Ook zij drijven hun kudden weloverwogen bijna dagelijks op verse weidegronden, waarbij van tevoren zorgvuldig een soort schema wordt uitgewerkt, waardoor de schapen niet te lang en te dikwijls op dezelfde gronden grazen. Sommige van zulke herders slaan dan een basiskamp op en waaieren van daar in wijde cirkels uit, ongeveer zoals de blaadjes van een klaverblad. Op die manier betrekken ze elke dag een vers stuk grond en keren dan ’s avonds naar hun kamp terug. Met dit hele concept hangt uiteraard een grondige kennis van de terreinen door de eigenaar ten nauwste samen. Hij weet uit ervaring alle voor- en nadelen. Hij weet waar zijn kudde goed aan haar trekken komt en ook waar maar weinig voedsel voor ze te halen valt.

(1) Doorgaande prediking: Dan kiest een predikant voor het bepreken van één of meer opeenvolgende Bijbelboeken. Dit soort prediking bewaart een predikant veel meer dan “thema-prediking” of het bepreken van afzonderlijke Bijbelgedeelten of teksten voor eenzijdigheden, selectiviteit en het “berijden van stokpaardjes”.
Velen zijn tegenwoordig toch wel wat jaloers op wat de RK-kerk door tradities te eren heeft weten te bewaren, maar zij hebben deze tradities (deels) een gezag en onfeilbaarheid toegekend waar je niet mee uit de voeten kunt/wilt. Is er niet heel veel reden om onze Heidelberger catechismus en de andere belijdenisgeschriften – die toch nooit officieel tot onfeilbare schriften zijn verheven – te blijven eren als meest optimale vorm en methode van behoud van traditie van Schriftverstaan en Schriftuitleg zoals aan ons doorgegeven door de Kerk (dus door degenen die ons zijn voorgegaan in het belijden en bewaren van het geloof).

Bron: Hoe een herder Psalm 23 ziet – Philip Keller (woonde jarenlang tussen eenvoudige herders in Oost Afrika, daarnaast acht jaar eigen ervaring als schapenfokker en later werkzaam als predikant en herder van “zijn (mensen)kudde”)