Ik zal met vreugd…

‘Ik zal met vreugd in ’t huis des HEREN gaan, om daar met lof uw grote Naam te danken, Jeruzalem gij hoort die blijde klanken, elk hef met mij de lof des HEREN aan’

Met lof!

Loven is een sterk woord. Dat doen we niet zomaar. Het is al mooi als we iemand horen neuriën. Dan constateren we bij onszelf: hij of zij is in een goede stemming. Rijker nog is het als de mond tot zingen komt, spontaan en van harte zingt. Dan denken we: dát is vrolijkheid en blijdschap. Daar gaat iets van uit. Dat beurt een kwijnend hart op. Dat verdrijft de somberheid en naargeestigheid.

Zingen kan men doen, soms midden onder het werk. Daar behoeven de handen nog niet bij stil te staan. Zo kunnen kinderen moeder horen zingen te midden van haar huishoudelijke beslommeringen. Herinnert u het zich nog uit uw kinderjaren: die zingende moederstem? Blijvende herinneringen!

Maar lóven is veel meer. Daar leeft de hele méns zich uit. Dat doe je met hart en ziel. Dat doe je met heel je innerlijk, met al wat in je is. Daar gaat heel de mens in óp. Daar staat het werk bij stil. Dan zie je de zanger of zangeres en je merkt op; álles zingt; zijn tong, zijn mond, zijn gelaat, zijn gestalte en al wat in hem is: zijn hart, zijn ganse innerlijk met zijn aandoeningen en emoties en diepste ziele-roerselen.

Of je ziet een koor onder de fascinerende leiding van een dirigent de lof en de prijs uitzingend en uitjubelend. Denk maar aan het machtig Hallelujah koor van Händel: het jubelt al breder en al hoger, in woorden van aanbidding. Kijk, dát is lóven! En dan niet in een uitsluitend aestetische ontroering. Maar religieus gericht, gelovig op de Here betrokken, tot lof en prijs van onze Schepper en Formeerder, tot grootmaking van onze Heiland en Verlosser. Zoals we ons dat kunnen voorstellen in Jeruzalems tempel; ‘Hallelujah. Looft God in zijn heiligdom! Looft Hem met bazuingeschal, looft Hem met harp en citer!’

Nu moet niemand onder ons zeggen: Maar aan zulk loven kom ik niet toe. Want Psalm 103 wil u tot dat loven opwekken. Gemeenschappelijk en ook persoonlijk.

Niet zó als het in de onder ons nog gebruikelijke psalmberijming staat; ‘En gij, mijn ziel, loof gij hem bovenal’. ‘Want dat ‘bovenal’ komt in onze psalm niet voor. Maar u moet uzelf er wel bij betrokken voelen zó, dat uw eigen stem in de lofzegging van Gods gemeente niet mag ontbreken.

U moet uw eigen ziel, dat wil zeggen uzelf, daartoe aansporen. Want dat lofzeggen is voor iéder van ons betamelijk. Daarin komen we tot het meest eigenlijke van ons mens-zijn. Juist omdat God de HERE ons daartoe geschapen heeft en ons als zondige mensen in Christus weer genadig daartoe geroepen heeft om Hem te loven. Vooral samen: daar, waar ’t volk, Gods volk, vergaderd is.

die al uw ongerechtigheden vergeeft, die al uw krankheden geneest
(Psalm 103 : 3)

Bron: Preek over Psalm 103 (verzen 1-5, zie hieronder) van ds. B. Telder (1897-1980).

Loof de Here, mijn ziel,
en al wat in mij is, zijn heilige naam;
2 loof de Here, mijn ziel,
en vergeet niet een van zijn weldaden;
3 die al uw ongerechtigheden vergeeft,
die al uw krankheden geneest,
4 die uw leven verlost van de groeve,
die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheid,
5 die uw ziel verzadigt met het goede,
zodat uw jeugd zich vernieuwt als die van een arend (1).

(1) 29 Hij geeft de moede kracht en de machteloze vermeerdert Hij sterkte. 30 Jongelingen worden moede en mat, zelfs jonge mannen struikelen, 31 maar wie de Here verwachten, putten nieuwe kracht; zij varen op met vleugelen als arenden; zij lopen, maar worden niet moede; zij wandelen, maar worden niet mat. (Uit Jesaja 40)