Zacheüs de hoofdtollenaar

(…) 1 Jezus ging Jericho in en trok door de stad. 2 Er was daar een man die Zacheüs heette, een rijke hoofdtollenaar. 3 Hij wilde Jezus zien, om te weten te komen wat voor iemand het was, maar dat lukte hem niet vanwege de menigte, want hij was klein van stuk. 4 Daarom liep hij snel vooruit en klom in een vijgenboom om Jezus te kunnen zien wanneer hij voorbijkwam. 5 Toen Jezus daar langskwam, keek hij naar boven en zei: ‘Zacheüs, kom vlug naar beneden, want vandaag moet ik in jouw huis verblijven.’ 6 Zacheüs kwam meteen naar beneden en ontving Jezus vol vreugde bij zich thuis. 7 Allen die dit zagen, zeiden morrend tegen elkaar: ‘Hij is het huis van een zondig mens binnengegaan om onderdak te vinden voor de nacht.’ 8 Maar Zacheüs was gaan staan en zei tegen de Heer: ‘Kijk, Heer, de helft van mijn bezittingen geef ik aan de armen, en als ik iemand iets heb afgeperst vergoed ik het viervoudig.’ 9 Jezus zei tegen hem: ‘Vandaag is dit huis redding ten deel gevallen, want ook hij is een zoon van Abraham. 10 De Mensenzoon is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was.’
(Lukas 19 : 1 -10)

Opgemerkt bij kop/titel van deze blog:  Er is zeker ook genade voor vermeende (!) ‘NSB-ers’.

Zacheüs wordt vaak voorgesteld als iemand die vanwege zijn functie veel anderen wel tekort zal hebben gedaan en volksgenoten afgeperst of bestolen. Toch kan en mag dit niet zo maar uit zijn functie en uit het oordeel van de mensen uit die tijd worden afgeleid. Hoofdtollenaar wordt je niet zo maar. De Romeinen zullen daar iemand voor hebben uitgezocht in wie ze vertrouwen hadden en die in de praktijk had aangetoond betrouwbaar te zijn.

Zacheüs was inderdaad een Jood, die bereid was samen te werken met de door de meeste volksgenoten zo gehate bezetter. Daarom werd hij door veel van zijn volksgenoten gezien als collaborateur. Als iemand, die niet meer in de toen algemeen aanvaardde traditie over de komst van de Messias stond en zijn komst zelfs in de weg stond. Het was toch duidelijk dat de belastinggelden de macht van de bezetter consolideerde of zelfs groter maakte. In elk geval was hij iemand die door zijn houding en gedrag niet meer gezien kon worden als een aanvaardbaar persoon.

Misschien waren sommige Farizeeërs in hun haat wel bereid om hier de woorden over te nemen, die Johannes de Doper in die tijd gebruikte, maar dan om die tegen hem (Zacheüs) te gebruiken: Is dit iemand die helpt “de weg des Heeren te bereiden“? Maar die negatieve benadering van zijn tijdgenoten hoeft hem bij ons nog niet onder verdenking te stellen.

Het kan heel goed (en zelfs meest waarschijnlijk zo) zijn dat hij toch een vrome en oprechte Jood was met ook een Messias-verwachting. Misschien zelfs een Jood die de trouw van Daniel in zijn werk in Babel en de rollende steen “zonder toedoen van mensenhand” uit de droom van Nebukadnessar in gedachten hield. Een Jood die ook stipt zijn tienden naar de tempel bracht.

Dat verklaard ons dan tevens zijn grote wens om Jezus te willen zien (en horen?!) en het overwinnen van zijn schaamte door bij Jezus komst in een boom te klimmen. Ook zijn onmiddellijke vreugde om Jezus te mogen ontvangen draagt bij aan het vermoeden dat we hier met een echt gelovige Jood te maken hebben. Jezus spreekt ook geen woorden van vermaning tot hem, maar geeft Zacheüs zelf gelegenheid om getuigenis te geven van zijn gezindheid jegens Hem en God.

En Zacheüs was een man die goed rekenen kon en goed bij zijn positieven was toen hij zijn woorden sprak en beloftes aflegde. Hij gaf in zijn blijdschap maar niet alles weg, maar “slechts” de helft van zijn vermogen. En indien hij wist en besefte en toegeven moest dat hij velen had afgeperst, dan had hij wel een wat zuiniger vergoeding in het vooruitzicht gesteld dan een viervoudige! En Jezus noemt hem “ook een zoon van Abraham“. Deze Jood, die door velen van zijn broeders was afgeschreven en die naar hun inzicht al lang verwijderd was uit het register van het komende Messiasrijk.

Misschien had die verguizing Zacheüs inmiddels ook niet koud gelaten en zelfs twijfel in zijn hart gezaaid over de juistheid van zijn houding. Wat zullen die woorden van Jezus dan (vooral dus ook bij de hier gegeven interpretatie) echt reddend geweest zijn voor Zacheüs en hem helemaal verlost hebben van zijn vertrouwen op zijn bezit en van al zijn angsten en twijfels en hem in de vrijheid hebben gezet om met nog meer vreugde gelovig dienaar van God en leerling van Jezus te zijn in heel zijn verdere levensgang.

Misschien heeft de Here Jezus zijn goede woorden over en tot Zacheüs ook zó willen uitspreken vanwege de toehoorders. Zij moesten ook horen en beseffen dat deze man vanwege de functie die hij had, beslist niet was afgeschreven als zoon van Abraham en even goed als ieder ander gered wordt door geloof alleen en dus als hij zijn heil maar bleef verwachten van de levende God. Jezus vroeg hem niet zijn werk eerst maar op te geven om zo in het reine te komen met God en met zijn Joodse broeders*.

* Met dank aan wijlen prof. K.J. Popma die ons in zijn boek “Eerst de Jood, maar ook de Griek” deze uitleg van Lukas 19 aanreikt.

(…) 7 Begrijp dan toch dat zij die uit het geloof zijn, ​Abrahams​ ​kinderen​ zijn.
(Uit Galaten 3)

Plaats een reactie