Gods hoge weg met (zijn) kinderen…

Uit preek van Maarten Luther over het dopen van kinderen:

We willen toch ook de reden overwegen waarom zij [de wederdopers] de kleine kinderen niet voor gelovigen houden. Ze zeggen: ‘Omdat ze nog niet tot hun verstand zijn gekomen, kunnen ze Gods Woord niet horen. Waar Gods Woord niet wordt gehoord, daar kan geen geloof zijn: het geloof komt door het horen en het horen door Gods Woord’ (vgl. Romeinen 10:17). Maar zeg mij, is het ook christelijk om Gods werken volgens óns verstand te beoordelen? De kinderen zijn niet tot hun verstand gekomen, zouden ze daarom niet geloven? Wat, als u door uw verstand al van het geloof bent afgevallen, en de kinderen door hun onverstand tot het geloof komen?

Lieve mensen! Wat doet het verstand voor goed aan het geloof en aan Gods Woord? Is het niet juist het verstand dat het geloof en Gods Woord op het allerergste weerstaat? Als het op het verstand aankomt, zal niemand tot het geloof komen, en is er ook niemand die om Gods Woord zal willen lijden. Eerst moet dan toch het verstand blind en tot schande worden? Moet niet de mens – als hij tot het geloof wil komen en genade ontvangen – het verstand afsterven en een dwaas worden? Ja, zo onvernuftig en onverstandig worden als geen klein kind is? Zoals Christus zegt: ‘Indien u niet omkeert en wordt als de kleine kinderen, dan zult u niet in het hemelrijk komen’ (vgl. Mattheüs 18:3). Hoe dikwijls houdt Christus ons voor dat we kinderen en dwazen moeten worden, en verdoemt Hij het verstand? (vgl. Mattheüs 11:25 en 1 Korinthe 1:19 vv).

Om hier nog even op door te gaan: zeg mij wat hadden de kinderen die Christus aan Zijn hart drukt, zegent en de hemel geeft, voor verstand? Waren zij dan wél tot hun verstand gekomen? Waarom gebiedt Hij dat men deze kinderen tot Hem moet brengen en waarom zegent Hij hen? (vgl. Mattheüs 19:13 vv). Waar hebben ze dit geloof vandaan dat hen tot kinderen van het hemelrijk maakt? Ja, zelfs terwijl ze zonder verstand en onwetend zijn, zijn ze beter geschikt om te geloven dan de volwassenen en verstandigen bij wie het verstand altijd in de weg staat en die hun grote hoofd niet zó kunnen draaien dat het door het nauwe poortje past (vgl. Mattheüs 7:14).

Men moet niet op het verstand en zijn werken zien, wanneer men over het geloof en Gods werk spreekt. Hier werkt God alleen en het verstand is dood, blind en het staat dit werk tegen als een onvernuftig blok, opdat de Schrift waar zou zijn die zegt: ‘God is wonderlijk in Zijn heiligen’ (vgl. Wijsheid 10:17, apocrief), en in Jesaja: ‘Zoals de hemelen boven de aarde zijn verheven, zo zijn Mijn wegen boven uw wegen verheven’ (vgl. Jesaja 55:9).

Fastenpostille 1525, Evangelium auf den 3. Sonntag nach Epiphanias, Matth. 8, 1 ff, vgl. WA 17.2, 84, 25 – 85, 16

Plaats een reactie