Jakob en Peniël

Over een geschiedenis waarin God een gelovig mens (nog meer!) afhankelijk maakt en hem tot inzicht en tot bekering brengt en hem een nieuwe naam geeft (gunt!) onder de mensen (hier mensheid!).

Toen zei de ander: ‘Laat mij gaan, het wordt al dag. ‘ Maar Jakob zei: ‘Ik laat u niet gaan tenzij u mij zegent.’  Genesis 32, vers 27

God blijft zichzelf, Jakob wordt iemand anders

Peniël: aangezicht van God. Jakob worstelt met God. Het blijft een wonderlijke geschiedenis. Jakob overleeft en is opgelucht. Terecht: wie met God vecht, komt slecht terecht. Maar is het geloofwaardig dat God en Jakob een hele nacht met elkaar worstelen en dat God niet in staat is te winnen? (Genesis 32:26b). Dat is inderdaad ongeloofwaardig.
Een subtiele trek van het verslag kan het beeld van wat er speelde nuanceren. Als God wil vertrekken – het wordt al licht – grijpt Hij in. Hij raakt Jakobs heup aan en die raakt ontwricht (32:26b). Einde oefening. De vertaling ‘Hij  raakte aan’, lijkt mij winst ten opzichte van de weergave die de NBG-vertaling van 1951 bood: ‘Hij sloeg hem op zijn heupgewricht’. Sloeg God Jakob of raakte Hij zijn heup aan? Spijker op laag water?
Het gebruikte werkwoord kán wel met geweld in verband worden gebracht (bijvoorbeeld in geval van een storm), maar de betekenis is doorgaans ‘aanraken’ zonder meer. Een paar voorbeelden: Eva zegt tegen de slang: ‘God heeft ons verboden van de vruchten van die boom te eten of ze zelfs maar aan te raken.’ (Genesis 3:3, NBV). Bij de Sinaï: ‘Wacht er u voor de berg te bestijgen, of maar de voet ervan aan te raken’ (Exodus 19:12, NBG). Inzake rein en onrein: ‘leder die hun aas aanraakt, zal onrein zijn tot de avond, (Leviticus 11:24, NBG).
Wanneer ik met iemand vecht en ik sla, schop, wring zijn heup uit de kom, dan lijkt mij dit een onderdeel van het worstelen zelf. Als God merkt dat Jakob niet opgeeft, is Hij niet in het nauw gebracht, maar raakt Hij – superieur – diens heup aan en het is over voor Jakob. Het aanraken valt daarmee buiten de eigenlijke worsteling. God houdt de regie.
Dit is een detail. Wat is de strekking van deze worsteling en wat betekent het dat God niet kon winnen? Een leesvoorstel: Jakob wordt hier Israël. Hielenlichter wordt Strijder-met-God. Jakob probeerde meer dan eens zijn broer Esau, met wie hij morgen de confrontatie moet aangaan, een hak te zetten. Op eigen kracht probeerde hij zijn toekomst veilig te stellen. Ook in het onverwachte, nachtelijke gevecht geeft hij zich niet gewonnen. Dan dringt – langzaam maar zeker? – tot hem door tegen wie hij zich verzet. En… hij geeft zich gewonnen, dat wil zeggen, hij legt zijn lot in Gods handen. Hosea zegt het zo: ‘Hij worstelde met een engel en overwon; onder tranen smeekte hij hem om een gunst’ (12:5). Jakob, nu kreupel, uitgeschakeld, klemt zich letterlijk aan God vast. Wanneer er zo ‘vasthoudend’ een beroep op Hem wordt gedaan, kan de Here om wie Hij is, om zijn eigen goedheid en trouw, niet anders dan Jakob zegenen.
God blijft zichzelf, Jakob wordt iemand anders: iemand die van Gods zegen, van genade leeft: ‘Op uw hulp hoop ik, HEER!’ zal hij op zijn sterfbed roepen (Genesis 49 : 18). Peniël werd symbolisch voor het bestaan van Israëls stamvader en dat van zijn nageslacht. Ook dat kan niet anders overleven dan door te leven van genade. Die genade naderde haar hoogtepunt toen een meisje werd aangeraakt en zwanger werd.
God ging – ik formuleer menselijk, maar in eerbied – zijn eigen Peniël tegemoet. Hij moest de strijd met zichzelf aangaan, zijn Zoon loslaten om Jakobs nieuwe naam waar te maken. Het was een donkere nacht daar in Genesis 32, maar uiteindelijk werd het licht: het daagde in het Oosten.

 Bron: Nederlands Dagblad, december 2014, Column van Adrian Verbree (GKV, Gramsbergen)

 

 

Plaats een reactie