Geloven is gehoorzamen…

Hieronder citaten uit: De Bergrede – reisgids voor christenen (van Dr. Jacob van Bruggen)
De bergrede is ons niet gegeven om er onze idealen mee op te sieren. Zij is ons geschonken om er ons hele leven aan te onder werpen. Jezus vergelijkt de man die deze woorden hoort en doet met een man die zijn huis op de rots bouwde. De bouwgrond stond niet vrij: het moest deze rotsbodem zijn. Wie daarbuiten wil bouwen, kan heus wel van plan zijn een tehuis voor medemensen te bouwen, maar omdat het op zand is gezet wordt het door de stortregen weggespoeld.
Wie aan het leven begint, een huis gaat bouwen, moet beginnen met luisteren én gehoorzamen. Het kan: Gods eigen zoon is gekomen om ons de weg te wijzen. Geloven is gehoorzamen, maar gehoorzamen is ook geloven: geloven in de goede Herder!
Zie ook pagina’s onder: Wat is een waar geloof?

Geloof als ervaring?
Er is een tijd geweest waarin geloof een duidelijke zaak was. Ieder wist dat een mens behoort te geloven. In grote lijnen stond ook vast wat men dan moest geloven en hoe men moest leven. Ongeloof leek een zaak te zijn geworden van onderontwikkelde volken. En een onchristelijk leven was een barbaars leven.
Die tijd is voorbij. Geloven mag nog steeds, maar waarom zou het geloof iets voor hebben op het ongeloof? Christelijk leven is toegestaan, maar als een privé-zaak: het publieke leven wordt geneutraliseerd, ontkerstend.
Velen gaan het geloof nu ook beleven als een vrijblijvende zaak. Binnen het christendom komt het accent steeds meer te liggen op de geloofservaring. Wanneer de ervaring die men als gelovige heeft, echt is en persoonlijk, mag men verder geloven wat men wil. In het christelijke leven verschuift de aandacht van de normen naar de persoonlijke keuze en de eigen verantwoordelijkheid. De vraag hoe men iets ziet of beleeft wordt belangrijker dan de vraag hoe het is en moet zijn.
(…) Geloven is toch vrij zijn? Geloof wordt dan vrijblijvend. De enige ketterij die overblijft is de gedachte dat men van anderen zou mogen vragen zich te onderwerpen aan een bepaalde leer of belijdenis en zich te voegen naar een omschreven levensstijl. Verbiedt de aard van het geloof niet elk gezag, of het nu gezag van een kerk, een belijdenis of een bijbel is? Bij alle onduidelijkheid en vaagheid lijkt dit het enige duidelijke dat in onze tijd is overgebleven: geloven staat vrij!

Geloof als gehoorzaamheid
In het Nieuwe Testament wordt over het geloof op een andere manier gesproken. De apostel Petrus spreekt in zijn eerste brief (1,22) over gehoorzaamheid aan de waarheid. Hij is daarin niet de enige. Paulus zegt in zijn brief aan Rome dat alle apostelen zijn uitgestuurd om bij de volken gehoorzaamheid van het geloof te bewerken (15,18; 1,5; 16,26). Het woord gehoorzaamheid geeft aan dat het geloof geen vrijblijvende zaak is: geloven betekent dat men zich onderwerpt.
Wij kunnen niet zeggen dat zich hier een latere ontwikkeling aftekent waarbij de spontane liefdesboodschap van Jezus zou zijn ingekapseld in de gestolde leer van apostelen. Zij hebben het juist van Jezus zelf geleerd dat geloven gelijkstaat met gehoorzamen, zelfs tot in de dood. Toen Jezus tijdens zijn verblijf op aarde de twaalf leerlingen voor de eerste keer uitzond, gaf Hij ze de volgende dagorder voor gelovigen mee: „Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waard; en wie zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mij niet waard; en wie zijn kruis niet opneemt en achter Mij gaat, is Mij niet waard. Wie zijn leven vindt, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest om Mij, zal het vinden” (Mat. 10, 37-39). Geloven heeft meer te maken met de houding van een gezagsgetrouwe soldaat die voor zijn koning tot in de dood gaat, dan met de ervaring en de beleving van een waarnemer aan het front. De apostelen treffen de toonhoogte van de Meester wanneer zij het geloof gehoorzaamheid noemen.

Het meest bijzondere aan de bergrede ontgaat ons vaak door gewenning. De eerste luisteraars hebben het echter goed gehoord: Jezus leert met gezag en niet als de schriftgeleerden. Zij schrokken er van (Mat. 7, 29). Zij blijven er ook later over praten: „Wat is dit? Een nieuwe leer met gezag!” (Marc. 1, 27). De toon van Jezus’ onderwijs viel heel erg uit de toon. De wetgeleerden beroepen zich voor elke uitspraak op de wetten van Mozes en de profeten. Alleen God de Here heeft gezag. Mensen kunnen slechts naspreken. Daarom geven de schriftgeleerden hun onderwijs in de toon van de onderworpenheid. Het is dan dubbel opvallend dat Jezus in de bergrede niet optreedt als uitlegger van de bijbel: er zijn nauwelijks verwijzingen naar het Oude Testament. Jezus spreekt alsof Hij zelf de wetgever is. Heel kenmerkend is zijn uitspraak: „Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u”. In de bergrede is Jezus zelf aan het woord: „Ik zeg u”. Hij beveelt en het volk wordt gebonden aan zijn geboden. Alsof niet een mens uit Nazaret, maar de heilige Schepper, de HERE zelf, voor de leerlingen stond.
Deze toon hoort bij de openbaring van de bergrede. Jezus laat de menigten uit Israël merken wie Hij is. Zijn wonderen wezen al in een bepaalde richting. Nu spreekt Hij ook onomwonden op de toonhoogte van God de wetgever. Geloofservaring moet tot gehoorzaamheid worden omdat Jezus niemand minder is dan Gods eigen zoon die mens is geworden. Het geheim van het gezag is het geheim van Jezus’ persoon.
De bergrede is vol geboden omdat de spreker ervan de éne Meester is waaraan ieder sterfelijk mens is onderworpen, ook in Israël. Wanneer het geloof in de twintigste eeuw voor velen een vrijblijvende zaak is geworden, komt dit omdat men eerst in de negentiende eeuw heeft afgerekend met het geloof in de ontvangenis van Jezus uit de heilige Geest en met het geloof in de godheid van Jezus. En waarom zou de leer van een medemens uit Palestina meer gezag hebben dan andere leringen in de wereld? Omgekeerd geldt echter ook: wie Jezus erkent als de Christus, de zoon van de levende God, begrijpt dat geloof in deze Jezus niet vrijblijvend is maar onderwerping vraagt. Jezus heeft ons in de toon van de bergrede de stem van de goede Herder doen horen. De Herder heeft gezag omdat Hij de meester is en zijn leven geeft voor de schapen. Nu hebben wij maar te volgen, hoe smal de weg ook zal zijn waarop Hij ons voorgaat.

De bergrede is ons niet gegeven om er onze idealen mee op te sieren. Zij is ons geschonken om er ons hele leven aan te onder werpen. Jezus vergelijkt de man die deze woorden hoort en doet met een man die zijn huis op de rots bouwde. De bouwgrond stond niet vrij: het moest deze rotsbodem zijn. Wie daarbuiten wil bouwen, kan heus wel van plan zijn een tehuis voor medemensen te bouwen, maar omdat het op zand is gezet wordt het door de stortregen weggespoeld.
Wie aan het leven begint, een huis gaat bouwen, moet beginnen met luisteren en gehoorzamen. Het kan: Gods eigen zoon is gekomen om ons de weg te wijzen. Geloven is gehoorzamen, maar gehoorzamen is ook geloven: geloven in de goede Herder!

Bron/Bestellen: De Bergrede – reisgids voor christenen (Dr. Jacob van Bruggen)