Maarten Luther en Willem van Oranje als leiders van Kerk en volk…

11 Ik ben de goede herder. Een goede herder geeft zijn leven voor de schapen. 12 Een huurling, iemand die geen herder is, en die niet de eigenaar van de schapen is, laat de schapen in de steek en slaat op de vlucht zodra hij een wolf ziet aankomen. De wolf valt de kudde aan en jaagt de schapen uiteen; 13 de man is een huurling en de schapen kunnen hem niets schelen.  (Uit Johannes 10, NBV)

Maarten Luther

Luther zelf heeft zijn volgelingen al ernstig willen waarschuwen (zie webpagina: De Goede Herder) dat ze zich niet blind konden en moesten staren en dus ook niet blind konden varen op zijn werk als reformator en als hoeder en leider van de kudde(n) in de nieuwe protestantse kerken, die zich in Duitsland en Europa gevormd hadden en zich nog voortdurend vormden in zijn tijd.
Juist uit zijn latere opvattingen over het bezweren van “het gevaar” van de Joden blijkt hoezeer de angst voor “de wolven” deze herder later in zijn leven “op de vlucht” heeft doen slaan. Daarmee heeft hij de Joden en de kudde(n) en de individuele schapen veel kwaad berokkent. Juist de waarschuwingen die Luther zelf over herders en (kerk)leiders heeft laten horen, hadden zijn volgelingen ervoor kunnen – en ook zeker ervoor moeten – bewaren om deze herder in zijn “vlucht” te volgen. Ze hadden boven de stem van deze aardse herder, de stem van hun hemelse Herder moeten blijven opmerken, gehoorzamen en volgen. Dat geldt wel heel speciaal voor degenen die in later eeuwen kennis konden nemen van het werk van Luther…

Willem van Oranje

Uit de levensgang van Willem van Oranje valt te leren, hoeveel het betekenen kan voor Kerk en volk, wanneer een een aardse vorst/leider niet zijn eigen belangen of die van een bepaalde groep alleen, maar zijn hemelse Heer en Herder leert navolgen en daarbij steeds meer en weer bereid bleek zijn leven daarbij op het spel te zetten en te durven verliezen ten bate van de kudden (Kerk!) in het gebied waarvoor hij verantwoordelijkheid opgedragen en te dragen gekregen had.
Zijn Godsvertrouwen hield ook stand toen Philips II hem vogelvrij verklaarde en zijn moordenaar grote financiële en hemelse vergoeding toezegde. Willem van Oranje heeft toen geweigerd om zich voortdurend door lijfwachten en andere extra bewaking te laten omringen. Hij wilde m.n. de vrije omgang met het gewone volk (o.a. in Delft) niet belemmeren en wist zijn levenseinde en het moment daarvan in Gods Vaderhanden…
Deze leider heeft God het vergund om toen al en ook later “vader des vaderlands” genoemd te worden… Een zeer bijzonder soort “hemelse ridderorde”.

24 Door zijn geloof weigerde Mozes, toen hij volwassen werd, aangesproken te worden als zoon van een dochter van de farao. 25 Liever werd hij even slecht behandeld als het volk van God dan dat hij vluchtig voordeel had bij de zonde; 26 omdat hij uitzag naar de beloning waardeerde hij de smaad van Christus hoger dan de schatten van Egypte. (Uit Hebreeën 11)