De (heerlijke) vrijheid van een christen… (I)

Zijt niemand iets schuldig dan elkander lief te hebben; want wie de ander liefheeft, heeft de wet vervuld.  (Romeinen 13 : 8)

(…) Onder de eerste christenen is vast en zeker geloofd in het volkomene van Jezus’ Zaligmakerschap. Petrus kreeg de moed om voor de Joodse Raad te belijden: “De behoudenis is in niemand anders, want er is ook onder de hemel geen andere Naam aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden” (Handelingen 4:12) (1). We hebben bij Paulus menigmaal gelezen, dat we uit loutere genade zalig worden. De apostel heeft dat evangelie altijd zuiver gebracht. Dat kunnen we controleren in al zijn brieven. Maar door zijn brief aan de Galaten heeft de apostel ons een niet te overtreffen les gegeven inzake Christus’ middelaarschap.

(…) Toen Paulus hoorde wat de dwaalleraren in Galatië hadden teweeg gebracht, heeft hij én hen én hun leer vervloekt (Galaten 1:8-9). Als u een optelsom durft maken tot grond van uw zaligheid – Christus + nog wat – dan is Christus u van totaal geen nut meer (Galaten 5:2). Dan zijt ge los van Christus. Buiten de genade (Galaten 5:3-4).

Uit Paulus’ brief aan de Galaten, trouwens ook uit zijn andere, zoals Romeinen en Filippenzen, enzovoort, leren we duidelijk, dat onze gerechtigheid voor God noch geheel noch gedeeltelijk moet worden verwacht van ons, maar uitsluitend van Christus. Al dit soort werken met en steunen op eigen (schijn)vroomheid wordt door de Heilige Schrift vervloekt.

Toch leek het in later eeuwen wel alsof de apostel Paulus nooit zijn brieven had geschreven. In de middeleeuwen was het evangelie opzij geschoven door allerlei mensenleer en door de beruchte rooms-katholieke kerkleer vervangen. En toen Luther en anderen naar het eenvoudige evangelie terugkeerden – Jezus Christus en die gekruisigd – kostte hun dat menigmaal het leven (brandstapels). Men noemt dat de Reformatie.

Bron: tekst (deels) overgenomen uit de toelichting geschreven bij Zondag 24 van “De Heidelbergse Catechismus – Bijbels leerboek over de enige troost” van ds. C. Vonk (1904-1993).

9 Daarom heeft God hem hoog verheven en hem de Naam geschonken die elke naam te boven gaat, 10 opdat in de naam van Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde, 11 en elke tong zal belijden: ‘Jezus Christus is Heer,’ tot eer van God, de Vader. (1)

(1) Geldt dat (trouwens en uiteindelijk) ook niet voor het Jood(s)-zijn en Jood genoemd (kunnen) worden van Jezus. Al Zijn heerlijkheid ligt toch volkomen in “het wezen” van onze Drie-enige God zelf?!

Zie evt. ook: De (heerlijke) vrijheid van een christen…(II)