De Bijbel over (christelijk) leiderschap…

8 Jullie moeten je niet rabbi laten noemen, want jullie hebben maar één meester, en jullie zijn elkaars broeders en zusters. 9 En noem niemand op aarde vader, want jullie hebben maar één vader, de Vader in de hemel. 10 Laat je ook niet leraar noemen, want jullie hebben maar één leraar, de messias. 11 De belangrijkste onder jullie zal jullie dienaar zijn. 12 Wie zichzelf verhoogt zal worden vernederd, en wie zichzelf vernedert zal worden verhoogd.
(
Onderwijs van de Here Jezus in Matteüs 23 : 8-12)

Lees nu eerst: Exodus 3 : 7 – 4 : 18 

Wanneer je het Bijbelgedeelte gelezen hebt, dan heb je vernomen dat Mozes zichzelf steeds onbekwaam weet en verklaard en ook vernomen dat de Heere hem daarin geen ongelijk geeft en niet boos wordt, maar in zijn antwoorden hem steeds gerust stelt, door te zeggen: IK heb gezien, IK stuur jou Mozes, IK zal met je zijn, IK zal er zijn, IK zal het doen, IK geef jou wondertekenen, IK zal je de woorden geven. Valt het niet op dat Mozes blijkbaar het juiste besef van zichzelf heeft en de juiste houding tegenover de taak die hem wordt opgelegd? Van zichzelf is hij hiervoor volkomen onbekwaam en hij beseft dat. God neemt Mozes zijn antwoorden niet kwalijk, ook zegt hij niet, kom op, kop op Mozes, Ik heb je niet voor niets inmiddels 80 jaar levenservaring gegeven, waarvan 40 jaar tussen de schapen en geiten, inmiddels heb je wel kwaliteiten waardoor je geschikt en bruikbaar voor me bent. Helemaal niets daarvan! Helemaal op het eind, slechts éénmaal neemt God Mozes wel iets kwalijk en wordt Hij zelfs kwaad op hem. Dat is wanneer Mozes ondanks dat God alles voor hem wil en zal doen, hij ongehoorzaam is en dat hij ondanks al Gods toezeggingen weigert om zichzelf te geven en te gaan. Dat God toch maar een ander moet kiezen en sturen…

(Later zal ook Paulus zich volledig onbekwaam weten voor zijn taak en al zijn vroegere kennis(wetenschap) en ervaring voor “schade en drek” (vuilnis) achten. Hij leeft en werkt met het besef dat zijn kennis en ervaring alleen van nut zijn als hij het gebruikt in overeenstemming met het Evangelie dat hij verkondigd en zelfs dan nog alleen als God zelf er iets mee wil doen en het inzetbaar wil maken voor Zijn werk. Die genade moet hem ook elke dag weer op het gebed geschonken worden. Paulus brengt van zichzelf niets mee dat hem tot de bijzondere taak van zijn apostelschap bekwaam zou maken. Zonder dagelijkse gehoorzaamheid aan God en zonder de zegen van God brengt ook hij – ondanks alles wat hij heeft – niets terecht van het werk voor het koninkrijk van God (1)).

De hulp die Mozes van zijn broer mag krijgen bij zijn werk maakt Mozes zelfs nog meer ongeschikt om aan het hof van de Farao en voor Gods volk te werken en door hen geaccepteerd te worden. Hij komt terug als schapenhoeder, hij kent de etiquette van het hof vast niet goed meer, spreekt niet meer de taal van het huidige Egypte en de taal/het dialect van zijn vroegere omgeving zal vast hoorbaar doorgeklonken hebben in zijn spreken van het Egyptisch. Hij moet zijn broer (vooraf) de woorden voorzeggen en/of (onderhand) influisteren en staat met zijn hoge spreken “namens God”  in de schaduw van zijn broer. Voor hof en volksgenoten een schampere vertoning. Later zal Aäron hem nogal teleurstellen door in samenwerking met het volk oorzaak ervan te worden dat God niet met zijn volk verder wil (2). Mozes wil zich nog opwerpen als middelaar en verlosser, maar bij het antwoord dat God geeft waarom Hij toch verder gaat met zijn volk blijft duister welke gronden Hij hiervoor heeft. De openbaring van Christus blijft nog wachten. Ook gaat Mozes later nog in de fout (ondanks het vele geduld dat hij geleerd zou hebben tijdens 40 jaar kuddes weiden) en geeft niet rustig de woorden van God door aan het volk, maar uit zijn woede door met zijn stok op de rots te slaan. Dat eigenmachtig optreden heeft dan ernstige gevolgen voor Mozes, de zachtmoedige(! Numeri 12 : 3).

Bij dit werk in/voor Gods koninkrijk komt de eer niet toe aan mensen. Mensen mogen in liefde tot en in gehoorzaamheid aan God wel een tijd lang Gods instrumenten zijn op de plek waar God hen plaatst in het leven. Mozes mag veel doen en betekenen bij de verlossing van Gods volk, maar zal het volk toch niet het beloofde land in kunnen leiden. Die bevoegdheid en bekwaamheid krijgt hij niet…

(1) … Integendeel, wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen, en wat voor de wereld zwak is, heeft God uitverkoren om wat sterk is te beschamen; en wat voor de wereld onaanzienlijk en veracht is, heeft God uitverkoren, dat, wat niets is, om aan hetgeen wèl iets is, zijn kracht te ontnemen, opdat geen vlees zou roemen voor God. Maar uit Hem is het, dat gij in Christus Jezus zijt, die ons van God is geworden: wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing, opdat het zij, gelijk geschreven staat: Wie roemt, roeme in de Here” (1 Kor. 1:18-31).

(2) Het gedeelde leiderschap bleek geen garantie…, zie:  De kerk die niet kon wachten…

Zie verder ook:
— Leren van Gods gesprek met Mozes (Exodus 3 en 4)
— De Goede Herder
— Droombeelden en visioenen
— Luther over zijn roeping en taak…

Plaats een reactie