Het Joodse volk: kinderen naar “het vlees”?

Kinderen naar “het vlees” of kinderen van de Belofte?

Want in Christus Jezus heeft niet het besneden zijn enige kracht, en ook niet het onbesneden zijn, maar wel dat we een nieuwe schepping zijn…

Gods ware kinderen – uit de Joden en uit de heidenen – zijn altijd (- ook in de tijd van het Oude Testament – voortgekomen uit) een “schepping van de Geest!” (1)

Hieronder een “teksten-collage” uit de brief van Paulus aan de Galaten:

11 Maar ik maak u bekend, broeders, dat het Evangelie dat door mij verkondigd is, niet naar de mens is… (de mens maakt “het vlees” altijd weer belangrijk…)

15 Wij, die van nature Joden zijn, en geen zondaars uit de heidenen, 16 weten dat een mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken van de wet, maar door het geloof in Jezus Christus.

15 Maar toen het God, Die mij vanaf de schoot van mijn moeder heeft afgezonderd en geroepen door Zijn genade, behaagde 16 Zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik Hem door het Evangelie onder de heidenen zou verkondigen, ging ik niet meteen te rade bij vlees en bloed… (de Joodse discipelen/apostelen…)

6 Maar wat betreft hen die geacht werden iets te zijn – wat zij voorheen waren, maakt voor mij geen verschil; God ziet de persoon van de mens niet aan – zij dus die in aanzien waren, hebben mij verder niets opgelegd…

27 Want u allen die in Christus gedoopt bent, hebt zich met Christus bekleed. 28 Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus.
29 En als u van Christus bent, dan bent u Abrahams nageslacht en overeenkomstig de belofte erfgenamen.

3 Bent u zo dwaas? U die met de Geest begonnen bent, gaat u nu eindigen met het vlees?
(U Galaten, mocht – na Pinksteren in Jeruzalem – toch direct al beginnen met de Geest?! )

9 en nu u God kent, ja wat meer is, door God gekend bent, hoe kunt u weer terugkeren naar de zwakke en arme grondbeginselen, die u weer van voren af aan wilt dienen?  10 U houdt zich aan dagen, maanden, tijden en jaren. 11 Ik vrees voor u dat ik mij misschien tevergeefs voor u heb ingespannen.

6 Zoals Abraham God geloofde en het hem tot gerechtigheid werd gerekend. 7 Begrijp dan toch dat zij die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn.

21 Zeg mij, u die onder de wet wilt zijn, luistert u niet naar de wet?
22 Want er staat geschreven dat Abraham twee zonen had, een van de slavin, en een van de vrije (en die “vrije” is een schepping van Gods Geest, want geboren uit een verstorven lichaam, dus beslist geen “normale/natuurlijke/lichamelijke” zoon van Abraham en Sarah!).
23 Maar hij die van de slavin was, is naar het vlees geboren, hij echter die van de vrije was, door de belofte.
24 Deze dingen hebben een zinnebeeldige betekenis; want deze vrouwen zijn de twee verbonden: het ene, dat van de berg Sinaï, dat kinderen voortbrengt voor de slavernij, dat is Hagar. 25 Want deze Hagar is de berg Sinaï in Arabië, en komt overeen met het huidige Jeruzalem, dat met haar kinderen in slavernij is. 26 Maar het Jeruzalem dat boven is (1), is vrij, en dat is de moeder van ons allen.
27 Want er staat geschreven: Wees vrolijk, onvruchtbare, die niet baart, barst los in gejuich en roep, u die geen barensnood kent, want de kinderen van de eenzame zijn
veel talrijker dan die van haar die de man heeft… (de natuurlijke man…)

28 Wij nu, broeders, zijn kinderen van de belofte, net zoals Izak…

29 Maar zoals destijds hij die naar het vlees geboren was, hem vervolgde die naar de Geest geboren was, zo is het ook nu… (de vervolging van de Kerk vind m.n. plaats binnen de kerk…)

6 In Christus Jezus heeft namelijk niet het besneden zijn enige kracht, en ook niet het onbesneden zijn, maar het geloof, dat door de liefde werkzaam is.

14 Maar ik zal mij volstrekt niet beroemen op iets anders (dus niet op besnijdenis én ook niet op Joodse afkomst) dan op het kruis van onze Heere Jezus Christus, door Wie de wereld voor mij gekruisigd is, en ik voor de wereld. 15 Want in Christus Jezus heeft niet het besneden zijn enige kracht, en ook niet het onbesneden zijn, maar wel dat we een nieuwe schepping zijn. 16 En allen die overeenkomstig deze regel wandelen: vrede en barmhartigheid zij over hen en over het Israël van God. 17 Verder, laat niemand mij lastigvallen, want ik draag de littekens van de Heere Jezus in mijn lichaam. 18 De genade van onze Heere Jezus Christus zij met uw geest, broeders! Amen.

Uit Hebreeën 13″:
9 Laat u niet medeslepen door allerlei vreemde leringen; want het is goed, dat het hart zijn vastheid vindt in genade en niet in spijzen
(“het vlees”): wie het hierin zochten, hebben er geen baat bij gevonden. 10 Wij hebben een altaar, waarvan zij, die de dienst voor de tabernakel verrichten, niet mogen eten. 11 Want van de dieren, waarvan het bloed als zondoffer door de hogepriester in het heiligdom werd gebracht, werd het lichaam buiten de legerplaats verbrand. 12 Daarom heeft ook Jezus, ten einde zijn volk door zijn eigen bloed te heiligen, buiten de poort geleden. 13 Laten wij derhalve tot Hem uitgaan buiten de legerplaats en zijn smaad dragen. 14 Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomstige.

Uit Openbaring 21:
16 Ik, Jezus, heb mijn engel gezonden, om ulieden dit te betuigen voor de gemeenten. Ik ben de wortel en het geslacht van David (niet Abraham!), de blinkendemorgenster. 17 En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En wie het hoort, zegge: Kom! En wie dorst heeft, kome, en wie wil, neme het water des levens om niet.

9 (…) Kom hier, ik zal u tonen de bruid, de vrouw des Lams. 10 En hij voerde mij weg in de geest op een grote en hoge berg en toonde mij de heilige stad, Jeruzalem, nederdalende uit de hemel (2), van God;

22 En een tempel zag ik in haar niet, want de Here God, de Almachtige, is haar tempel, en het Lam. 23 En de stad heeft de zon en de maan niet van node, dat die haar beschijnen, want de heerlijkheid Gods verlicht haar en haar lamp is het Lam.

(1) 5 Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk van God niet binnengaan. 6 Wat uit het vlees geboren is, is vlees; en wat uit de Geest geboren is, is geest.
7 Verwonder u niet dat Ik tegen u gezegd heb: U moet opnieuw geboren worden. 8 De wind waait waarheen hij wil en u hoort zijn geluid, maar u weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat; zo is het met iedereen die uit de Geest geboren is.
9 Nicodemus antwoordde en zei tegen Hem: Hoe kunnen deze dingen gebeuren? 10 Jezus antwoordde en zei tegen hem: Bent u de leraar van Israël en weet u deze dingen niet? (Uit Johannes 3, NBV)
(2) 
20 Maar wij hebben ons burgerrecht in de hemel, en van daar verwachten wij onze redder, de Heer Jezus Christus. 21 Met de kracht waarmee hij in staat is alles aan zich te onderwerpen, zal hij ons armzalig lichaam gelijkmaken aan zijn verheerlijkt lichaam. (Uit Filippenzen 3, NBV)

Zie ook:
– Afstamming van Abraham: vlees of Geest?
– Over de woordjes vlees en geest in de Romeinenbrief