Zondag 1: Léven vanuit onze rijkdom

Onderstaande is overgenomen uit “Zondagskinderen van ds. H. Veldkamp.

De grote kunst is niet, schatten te bezitten, maar van en uit z’n rijkdom te leven. Deze schone levenskunst heeft geen gierigaard ooit geleerd. Hij verkommert bij z’n overvloed. Evenzo elke bezitter van de Catechismus, die deze schat der eeuwen enkel in z’n kerkelijke archieven weet, en onder z’n symbolen rangschikt. Het is daarom lang geen overbodigheid, als in de tweede vraag van Zondag 1 – daar is die lastige vrager weer — geïnformeerd wordt naar het zalig (gelukkig) leven (en dan natuurlijk ook het zalig sterven) in deze troost. Het parool om zuinig te wezen met je voorraden, wordt in het koninkrijk der hemelen nooit uitgegeven. Integendeel luidt hier het gebod: leef royaal, dat is: koninklijk! Geniet van de schatten die ge hebt, en geniet er zo volop van, dat ge zalig, gelukkig, leven en sterven kunt. Want Christus is niet gekomen om de Zijnen mondjesmaat te geven, maar mild en overvloedig.
Voor dit rijkelui’s leven van de christen is echter wetenschap vereist. Geen geleerdheid, geen boekenwijsheid, maar een geheiligd verstand, dat men nog beter wijsheid noemen kan, het „nodig weten” van drie „stukken”, even eenvoudig als diepzinnig: ten eerste hoe groot mijn zonde en ellende zijn; ten tweede hoe ik van al mijn zonde en ellende verlost word, en ten derde hoe ik God voor zulk een verlossing zal dankbaar zijn. Dit is het abc van de christen. Met dit alfabet kan hij heel de heilsleer ontcijferen. Het is geen gewone, maar hogere wetenschap, door de Heilige Geest geleerd. En ieder, die hier ter school gaat, blijft tot aan z’n grijsheid toe „kind”. Hij raakt nooit uitgestudeerd. Niemand heeft het eerste „stuk” onder de knie, om dan maar aan het tweede te beginnen, en vervolgens aan het derde. Zelfs zij, die in de hoogste klas zijn aangekomen, bemerken tot hun beschaming, hoe weinig ze nog van de allereerste beginselen weten. Hóe groot nu eigenlijk mijn zonden en ellenden zijn, peilt niemand ten volle. Hoe groot de verlossing is, kunnen alle heiligen samen niet uitspreken, en zomin een bruid precies kan zeggen hoe lief zij haar bruidegom wel heeft, kan de verloste het uitspreken hoe hij God zal dankbaar zijn voor de ontvangen verlossing.
Dat we niettemin enigermate in deze drie stukken moeten „ingeleid” zijn, om de enige troost te genieten, en van onze rijkdom te leven, zal niemand kunnen ontkennen. Wie nooit iets van de diepte zijner ellende begrepen heeft, is als de rijke jongeling, die maar één slagwoord kent: wat ontbreekt mij nog? Die gezond zijn, hebben de medicijnmeester niet nodig, maar die ziek zijn. Anders gezegd: wie het stuk der ellende haastig wil overslaan, komt aan dat der verlossing niet eens toe.
Dit eerste stuk is dus wel „nodig” te kennen.
Maar niet minder het tweede: hoe ik van al mijn zonde en ellende verlost worde. Het stuk der ellende zonder dat der verlossing is als een put zonder opening, een nacht zonder dageraad. Bovendien worden er wel drie, vier wegen ter verlossing gewezen. Ik sta op een kruispunt van wegen. De een zegt: zie hier is de Christus, en een ander roept: zie daar is Hij. Welke weg moet ik inslaan, om niet te verdwalen. Leer mij, o God van zaligheden, hoe ik van mijn zonde en ellende verlost word!
Het derde stuk, dat der dankbaarheid, wordt er niet bijgevoegd, om het drietal vol te krijgen. Het is even „nodig” als het eerste en het tweede. Een „ondankbaar” christen, dus een, die zich niet bekeert — want daar begint het stuk der dankbaarheid mee — is een vierkante cirkel. De dankbaarheid is de rijke vrucht van het geloof en een geloof zonder deze vrucht is dood. Wie niet dankbaar is, is niet verlost, en heeft nimmer z’n ellende geproefd. Men kan nooit zeggen: van deze drie stukken ken ik er een, of wilt ge twee, maar het derde stuk smaakt me niet. Men kent ze alle drie of geen van drieën. Wie z’n hoofd kwijt is, is dood, ook al houdt hij z’n armen en benen over. En aangezien al deze drie stukken „hoofd”stukken zijn, kan er geen één gemist.

Plaats een reactie