God liefhebben?! Onder alles?!

15 U hebt de Geest niet ontvangen om opnieuw als slaven in angst te leven, u hebt de Geest ontvangen om Gods kinderen te zijn, en om hem te kunnen aanroepen met ‘Abba, Vader’. 16 De Geest zelf verzekert onze geest dat wij Gods kinderen zijn. 17 En nu we zijn kinderen zijn, zijn we ook zijn erfgenamen, erfgenamen van God. Samen met Christus zijn wij erfgenamen: wij moeten delen in zijn lijden om met hem te kunnen delen in Gods luister. (Uit Romeinen 8)

Lieve Vader!

Waar het geloof in Christus is, daar werkt de Heilige Geest in het hart niet alleen vertroostende genade maar ook een vast kinderlijk vertrouwen. Zo werkt de Heilige Geest twee zaken: het hart twijfelt niet aan Gods genadige welbehagen én het hart twijfelt niet aan verhoring der gebeden. Dat alles niet om onze waardigheid, maar om de Naam van Christus, Gods Zoon, en om Zijn verdienste.

Over deze twee werken van de Heilige Geest – genade en gebed – spreekt ook de profeet Zacharia (vgl. 12:10). Namelijk dat God een nieuwe prediking en een nieuw werk in de kerk van Christus zal beginnen, wanneer Hij de Geest der genade en de Geest der gebeden zal uitstorten. Want de Geest der genade, Die ons verzekert dat wij kinderen van God zijn, is Dezelfde als de Geest der gebeden, Die onze harten aanspoort dat wij tot God roepen met een hartelijk zuchten en bidden.

Het Hebreeuwse woord ‘Abba’, de apostel zegt dat het ‘lieve Vader’ betekent, is als de stem van een klein kind, de zoon en erfgenaam, die uit een eenvoudig kinderlijk vertrouwen met zijn vader praat en ‘papa, papa’ zegt (vgl. Romeinen 8:15 vv). Dit kleine woordje is vast het gemakkelijkste woordje dat je een kind kunt leren zeggen. Zoals ook in andere talen dergelijke eenvoudige woordjes gebruikt worden als de kleine kinderen tegen hun vader praten of tot hem om hulp roepen. Door zulke eenvoudige en kinderlijke woorden spreekt ook het geloof – door de Heilige Geest – tot God.

Dit roepen komt diep uit het hart en – zoals Paulus hierna zal zeggen – met een onuitsprekelijk zuchten (vgl. Romeinen 8:26). Dat is nog het meest het geval als wij in strijd en angst, door ongeloof aangevallen en door de duivel benauwd, in grote nood verkeren. Om zich daartegen te verweren, roepen Gods kinderen: ‘Ach, lieve Vader, U bent toch mijn lieve Vader, want U hebt Uw enige lieve Zoon voor mij gegeven, daarom wilt U toch niet meer boos op mij zijn of mij verstoten? U ziet immers mijn nood en zwakheid, ach, lieve Vader, wilt U mij toch helpen en redden!’

Maarten Luther: Crucigers Sommerpostille, am VIII. Sontag nach Trinitatis, Epistel Roma 8 (12-17). Vgl. WA 22, 138, 9-31 (ohne Datierung)
Bron: Wilt u deze Luthercitaten ter kennismaking doorsturen aan uw vrienden. Er zijn geen kosten aan verbonden. Voor het aanmelden/afmelden van deze wekelijkse citaten kunt u gebruikmaken van dit e-mailadres info@maartenluther.com en/of van deze website: www.maartenluther.com (contact op de homepage)