Eva’s dochters

Woord Vooraf

Er is in onze tijd een vals idealisme, dat grote leuzen aanheft en hoge eisen doet horen, maar niet rekent met de werkelijkheid.
Nu is het inderdaad gemakkelijk om voor alle mensen, liefst op staande voet, te eisen: genieting van ál het goede, opheffing van álle juk, vrijheden en rechten voor allen – en dan neer te zien op het Oude Testament, waarin de slavernij werd geregeld, de polygamie werd toegelaten en de mindere sociale positie van de vrouw werd aanvaard.
Maar het Oude Testament is dan ook vrij van frasen, waaraan onze tijd rijk is. Ook ten opzichte van de vrouw.

Met de naam ”Eva” (= moeder) stelt de Heilige Schrift de vrouw op haar plaats in de wereldgeschiedenis. En stelt haar tegelijk een ideaal … de verlossing van de mensheid door het zaad … de komst van de Zoon des Mensen, door wie de nieuwe mensheid komen zal.
Dat idealisme van de Heilige Schrift sluit aan bij de werkelijkheid. Het gaat staan midden in het mensenleven – midden in een verwarde knoop van zonde en ellende en genade – en werkt van daaruit door de weg van veel lijden aan de vervulling. Daarom is het Oude Testament ook door en door realistisch. Het aanvaardt de wereld, zoals zij is – zonder zich erbij neer te leggen.

Dit boek wil de nadruk leggen op dat realisme van de Heilige Schrift – tegenover allerlei modern idealisme, dat het Oude Testament niet meer kan waarderen.
Wij zullen zien hoe de vrouw haar roeping heeft aanvaard. Eva’s dochters hébben geleden – zwáár en veel. Onder verschrikkelijke wanverhoudingen, onder groot onrecht, onder de macht van de sterken. Maar de gehele mensheid heeft de moedernaam op de lippen genomen. Van het ”moeke” van het kleine kind, tot de smartekreet: ”moeder, moeder!” van de ouderen aan haar sterfbed, heeft in de mensheid in alle talen geroemd in de vervulling van dat Oudtestamentische moederideaal.

De wereld lijdt – ondanks veel idealisme – en zal nog veel moeten lijden onder de ijzeren vuist van de werkelijkheid.
Zullen wij dat lijden aanvaarden? Dragen wat krom is en zonder opstand onze roeping volbrengen? Of zullen wij ons droombeelden blijven maken en straks als verwende kinderen, die hun zin niet kunnen krijgen, ”de boel kapot slaan” in revolutionair geweld, of in neurotische buien weg vluchten van het leven, dat zich niet voegen wil naar ONS?
Vele Oudtestamentische personen, zowel mannen als vrouwen, maar vooral de lijdende moeder, kunnen ons tot voorbeeld zijn, om ons te schikken op onze plaats in de werkelijkheid.

Biggekerke, 8 augustus 1923

A. JANSE

Verschijning: Eerste druk in 1923, een tweede druk in 1975.