Wat ons gelovigen het meest bedreigt…(III)

Israël en Efraïm zullen struikelen door hun ongerechtigheid. Ook Juda struikelt met hen. Hun kleinvee en hun runderen zullen zij brengen om de Here te zoeken, maar zij zullen Hem niet vinden: Hij onttrekt Zich aan hen! (Hosea 5 : 5b, 6).

(Dit is het vervolg van: Wat ons gelovigen het meest bedreigt…(II))

Hoe waar het is, dat de „godsdienstigheid” Israëls hoofdzonde was, blijkt wel uit de beschrijving van Hosea wat er gebeuren zal, als de catastrofe werkelijk komt. De profeet deelt dat in alle details mee. Wéét dat natuurlijk krachtens Gods openbaring, maar voorts kent hij zijn Pappenheimers zó goed, dat hij al precies vooruit weet, wát ze doen zullen.

Ze zullen gaan om de Here te zoeken!
Natuurlijk!

Hij, die door de nood gedreven, zich tot Hem om troost begeeft. . . . dát is uit het leven gegrepen. Als duizend noden tot óns komen, dan zullen we wel tot God komen, maar zolang die nood niet drijft, kunnen we ’t blijkbaar best buiten Hem stellen. De verloren zoon kan het in ’t verre land best uithouden, zolang de hongersnood hem niet jaloers maakt op de zwijnen. De discipelen zwoegen met hun stugge lijven tegen wind en golven, totdat ze merken, dat ze ’t niet houden kunnen tegen zo’n orkaan, en dan. … Meester, behoud ons, wij vergaan! Door de nood gedreven! Wanneer de spotter Heine op het ziekbed ligt te krimpen van de pijn, slaakt hij de verzuchting, dat hij stellig naar de kerk zou gaan, als hij zich nog eens op krukken kon bewegen. Als hij zonder krukken kon lopen, voegt hij er met duivels sarcasme aan toe, dan ging hij zeker niet naar de kerk. Daarin is deze spotter onze boetprediker. God is te gebruiken als reddingsplank voor schipbreukelingen, toevluchtsoord voor daklozen, asyl voor onbehuisden. Overigens blijft men liefst wat uit de buurt.

Het spreekt dus vanzelf: ze zullen gaan, om de Here te zoeken!

Dát gaat zo wis door, als tweemaal twee vier is. Hosea kan dat op z’n vingers uitrekenen.

Ook hóe zij zullen komen, is voor hem geen probleem.
Met hun kleinvee en hun runderen zullen zij dan gaan om de Here te zoeken.
Natuurlijk zouden ze daarmee komen, want daar kwamen ze altijd mee, om de Here tevreden te stellen! Met kleinvee notabene, en met runderen. En dat in het uur van de uiterste nood!
David had hun wel voorgezongen :

18 U wilt van mij geen offerdieren,
in brandoffers schept u geen behagen.
19 Het offer voor God is een gebroken geest;
een gebroken en verbrijzeld hart
zult u, God, niet verachten.

maar zij komen met hun factotum: kleinvee en runderen!

De Here had wel gezegd: „Want Mij behoort al het gedierte van het woud, het vee op bergen, rijk aan runderen…. Indien Ik honger had, zou Ik het u niet zeggen, want Mij behoort de wereld en haar volheid. Eet Ik soms stierenvlees of drink Ik bokkenbloed? Offer God lof, en betaal de Allerhoogste uw geloften; roept Mij aan ten dage der benauwdheid, Ik zal u redden en gij zult Mij eren” (Uit Psalm 50), maar zij komen maar weer met hun kleinvee en runderen!

Geen ontroerd roepen in de dag der benauwdheid: o God, wees mij, zondaar, genadig. Geen traan van berouw! Geen lofzang in stilheid tot God. Niets dan schapen en runderen! Geblaat en geloei. Rumoer en drukte, priestergewaden en wierookwalmen, en achter al dat lawaai, in het dicht gordijn van de rook der offeranden verbergt Zich de Here. . . 

Zij zullen Mij niet vinden. Hij heeft Zich aan hen onttrokken.

Het klinkt uitermate vreemd in onze oren, die aan Bijbeltaal gewend zijn, te horen: „zij zullen de Here zoeken, maar Hem niet vinden”!
Heel de Schrift is één roep van het tegendeel!
Zoekt en gij zult vinden, klopt en u zál worden opengedaan! Hij wordt niet tevergeefs aangeroepen door het huis van Jacob!
Het zal geschieden, dat een ieder, die de naam des Heren zal aanroepen, zal zalig worden. Is dit alles nu niet waar?
Ja zeker, het is heerlijk, het is zalig waar!
Alleen in één geval is het niet waar.
Er is één mogelijkheid, dat deze belofte in z’n tegendeel wordt omgekeerd, en er is één geval, dat het heten moet: zij zullen gaan, om de Here te zoeken, en Hem niet vinden.
Dit is als men komt met z’n kleinvee en runderen.
Met z’n offeranden en deugden.
Dit is hét grote struikelblok.

Lees ook:  Leven in het verbond (Psalm 50)

Bron: “De zoon van Beëri – over het boek Hosea” van ds. H. Veldkamp (1895-1956)