Droefheid tot God…

10 Want de droefheid die overeenkomstig de wil van God is, brengt een onberouwelijke bekering tot zaligheid teweeg, maar de droefheid van de wereld brengt de dood teweeg. (Uit 2 Korintiërs 7)

Door Luther behandelde tekst: Lukas 7 : 36-50 – uit een preek over een ‘zondige vrouw’ die tijdens een maaltijd ongenodigd in het huis van Simon de Farizeeër kwam. Zij stond achter de voeten van Jezus te wenen en maakte Zijn voeten nat met tranen. Daarna droogde zij Zijn voeten af met haar haar – kuste Zijn voeten en zalfde ze met kostbare zalf. Het citaat van vorige week over ‘berouw en bekering’ vormt met het hier volgende citaat één geheel:

“Dit is de goede boete: dat men in de zonde niet doorgaat, maar deze overdenkt en er verdriet over heeft – dáár zal ten slotte een nieuw leven moeten volgen. Want het is onmogelijk, wanneer het berouw goed in het hart zit en het u bedroefd maakt dat u tegen God gezondigd hebt, dat u zich in zulke zonden gewillig weer zult begeven. Zo’n berouw echter zal een mens voor zich niet kunnen maken wanneer het hém past. Het is het werk van de Heilige Geest dat Hij in ons begint door het Woord van God, dat eerst de zonde openbaart en daarna ook de straf der zonden aanwijst – de eeuwige dood.

Dit is geen straf om mee te spotten, maar dringt en drijft de ziel zó dat zij niet meer weet wat zij moet beginnen en van angst bijna geen adem meer kan halen. Vervolgens komt hier dat hartelijke wenen en de echte verandering van het hele leven van deze vrouw. Nu loopt zij geen jonge gezellen meer na en wenkt niet meer met haar ogen. Zij gebruikt nu haar haar niet meer om hoogmoed mee te bedrijven. Maar zij gedraagt zich nu zó dat men wel moet zien dat zij zich diep schaamt over haar vorige leven en zich wil beteren en bekeren.

Hier moeten wijzelf ook met de boete beginnen, niet zelfvoldaan zijn, maar ernstig en eerlijk onderzoek doen naar ons doen en laten. Wanneer wij in strijd met het Woord hebben geleefd, dan moeten wij daar dadelijk mee stoppen. Onze misdaad aan God belijden en bidden dat wij in het vervolg ons daarvoor wachten en ons beter mogen gedragen. Dat is het eerste dat wij van deze vrouw moeten leren – als wij tenminste willen beginnen om ware boete te doen. Echter, daarmee is de boete nog niet geëindigd, want daardoor worden uw zonden niet vergeven, ongeacht dat zij u verdriet doen.

Er moet nog iets anders bijkomen: namelijk dat u met deze vrouw tot de Heere Christus gaat en Hem om vergeving bidt. Ja, nóg meer, dat u ook een hartelijk vertrouwen in Hem hebt dat Hij uw zonden wil vergeven – zonder verdienste, uit pure genade. Dat is het goede stukje van de boete, waardoor de boete volkomen wordt en wij vergeving van zonden ontvangen – namelijk alleen door het geloof in Christus.”

Maarten Luther: Hauspostille 1544, gepredigt zu Hause, 1530-1535, vgl. WA 52, 666, 36 – 667, 24

Bron: Wilt u deze Luthercitaten ter kennismaking doorsturen aan uw vrienden?! Er zijn geen kosten aan verbonden. Voor het aanmelden/afmelden van deze wekelijkse citaten kunt u gebruikmaken van dit e-mailadres info@maartenluther.com en van deze website: www.maartenluther.com (contact op de homepage)