Israël: het zout der aarde?!

U bent het zout van de aarde;

(…) Paulus omschrijft het als volgt (1):
U weet zich een leidsman van blinden, een licht voor hen die in duisternis zijn, een opvoeder van onverstandigen en een leermeester van onmondigen, omdat u in de wet de belichaming hebt van kennis en waarheid” (Romeinen 2, 17-21).

(…) In de bergrede benadrukt en beaamt Jezus de bijzondere positie van Israël. Hij richt zich tot de scharen uit Israël en zegt dan onvoorwaardelijk: „U bent het zout van de aarde; u bent het licht van de wereld” (Matteüs 5 : 13-14). Deze woorden betreffen niet alleen de leerlingen van Jezus. Zij gaan immers vergezeld van een dreiging en een aansporing. De gehele bergrede is onderwijs voor de schare en Jezus zou, evenals in vers 11, zeker meer voorwaardelijk hebben gesproken wanneer Hij zijn woorden wilde beperken tot mensen die zijn leerlingen waren geworden. Bij zijn komst op aarde begint ook Jezus bij Israël. Daar heeft God een stad op een berg gebouwd: Jeruzalem, dat als Sion het baken is voor de wereld. En daar heeft God in zijn wet het licht ontstoken dat nu op de kandelaar, op de menora Israël, schijnt voor de volken overal waar maar synagogen zijn. Gods zoon begint bij het volk waarop God zich in deze geschiedenis was gaan terugtrekken om van daaruit de volken terug te winnen.

Het licht voor de wereld

In zijn woorden aan Israël laat Jezus voelen hoe God bij die volken wil uitkomen. De benaming „zout der aarde” is geen erenaam. Zout wordt niet op zichzelf gewaardeerd en gegeten: het wordt op prijs gesteld wanneer het andere voedsel daardoor smakelijk wordt. En licht is er niet om zichzelf: licht wordt niet zuinig opgeborgen onder de korenmaat die altijd wel ergens in het oosterse huisje rondslingert. Licht wordt gewaardeerd omdat we nu elkaar kunnen zien: in de éénkamerwoning die het oosterse huis vaak is, ziet iedereen elke andere aanwezige dankzij het licht. Zout en licht zijn er voor de omgeving. Zo is Israël buiten gebruik voor de wereld opeens niet meer interessant en niets bijzonders.

Deze uitspraken van Jezus liggen in het verlengde van allerlei woorden van profeten in het Oude Testament. Het bijzondere is echter dat Hij ze nu verbindt aan de zaligsprekingen die er onmiddellijk aan voorafgingen. De verzen 13-16 vormen een soort nawoord bij die zaligsprekingen en deze worden daardoor bij het volk aangescherpt. Na de verzen 3-12 is het niet onduidelijk hoe de smaak van het zout moet zijn: het moet naar Jezus smaken. En het is ook duidelijk welke kleur het licht moet hebben: het moet de glans van Christus verspreiden. De oproep om zachtmoedig te zijn en terwille van Jezus zelfs vervolgd te willen worden, landt nu in het volk dat tot op heden een vuurtorenfunctie in de wereld had. Dit volk moet zijn functie vervullen door de zoon van God, tot Israël gezonden, bekend te maken en te belijden in de wereld. De genezingen en wonderen die stralend zijn verricht onder het volk, juist onder dit volk, activeren het opnieuw om in deze tijd wereldzout en volkerenlicht te wezen.
De goede werken die Israël aan de wereld moet tonen, zijn de goede werken van de zaligsprekingen, de werken van het geloof in de gekomen en gezaghebbende Messias. Hij is het Licht van de wereld. En Hij is opgegaan in Israël. Laat het volk op dit moment opnieuw zijn roeping voor de mensheid verstaan!

Deze oproep is niet vrijblijvend. Jezus verbindt er een bedekte waarschuwing aan: smakeloos zout is nutteloos, het wordt buiten de deur gegooid, zoals zoveel afval in het Oosten op straat belandt, en de mensen lopen het plat. Jezus gebruikt een opvallende uitdrukking. Hij spreekt over zout dat ‘dwaas wordt’. Zo voelen we dat het niet over echt zout gaat, maar over mensen. Een volk kan dwaas worden door Jezus te verwerpen. Wanneer dat volk zout voor de wereld is, wordt het daarmee ook smakeloos. Het wordt onder de voet gelopen. Dit is gebeurd: in het jaar 70 valt de stad die op een berg was gebouwd onder de stormloop van de Romeinen en het Joodse volk heeft, voor zover het onchristelijk bleef, daarna geen betekenis meer gehad voor de volken om hen te leiden naar Gods rijk. In de plaats van Gods rijk kwam het volk als natie centraal te staan. Maar wat is zout zonder smaak? En welke betekenis heeft een kandelaar, een menora, wanneer het Licht voor de wereld, Jezus Christus, daaraan ontbreekt? Jezus heeft Israël tijdig willen bewaren voor nationale betekenisloosheid en daarom spoort Hij het volk in de bergrede aan: ontvang en weerkaats Gods licht in de duisternis!
(…)

(1) Bron/Bestellen: De Bergrede – reisgids voor christenen (Dr. Jacob van Bruggen)

37 Jeruzalem, Jeruzalem, u die de profeten doodt en stenigt wie naar u toe gezonden zijn! Hoe vaak heb Ik uw kinderen bijeen willen brengen, op de wijze waarop een hen haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels; maar u hebt niet gewild! 38 Zie, uw huis wordt als een woestenij voor u achtergelaten. 39 Want Ik zeg u: U zult Mij van nu af aan niet zien, totdat u zegt: Gezegend is Hij Die komt in de Naam van de Heere!
(Uit Matteüs 23 – HSV)