Noch door een profeet of dromer…

“U daarentegen moet alles wat ik u gebied strikt naleven; voeg er niets aan toe en doe er ook niets van af.” (Uit Deuteronomium 13)

(…) Stel voor, dat er straks onder het volk een profeet of dromer optrad — dus iemand, die zich meende te kunnen beroepen op een woord, door God tot hem gesproken — of dat iemand beweerde in de nacht een gezicht te hebben ontvangen, en dat nu zo iemand tot Israël kwam met het voorstel: „Laten we achter deze of gene “godspraak” of “god” aangaan” (vergelijk Deuteronomium 6 : 14) – Mozes voegt daar (vanwege de andere “god” in en achter die woorden – AJ) dit van zichzelf tussen: „die gij niet gekend hebt”, d.w.z. van wie gij nog nooit iets goeds ondervonden hebt en die zich nooit iets aan Israël gelegen heeft laten liggen, zoals Jahweh, die u uit Egypte verloste (zie 11 : 28) – dan zou Israël naar zulke “godspraken” (zogenaamd van Israëls God afkomstige openbaringen- AJ) niet mogen luisteren. Zelfs niet, wanneer de verleider een voorspelling had gedaan en deze warempel vroeger of later nog was uitgekomen of leek te gaan uitkomen ook. Men zou daarvan natuurlijk zeer onder de indruk kunnen geraken. Maar Israël zou zich dan moeten vastklemmen aan de belijdenis van Mozes: „Hoor Israël, Jahweh is onze God, Jahweh alleen” (Zie 6 : 4) en zou het leven van zulk een verleider zelfs niet mogen sparen. Israël zou hierbij dan moeten bedenken, dat Jahweh Zijn volk op de proef kan stellen om te weten – d.w.z. om bewezen te zien (zie 8:2) of Zijn volk Hem werkelijk liefheeft met z’n hele hart en en ziel en verstand. Dat valse profeten beslist ook over wondermacht kunnen beschikken is te lezen op diverse plaatsen in het Oude Testament (Zie bijvoorbeeld Exodus 7 : 11, 22, 8 : 7) en ook in het Nieuwe Testament (Zie bijvoorbeeld Matteüs. 24 : 24, 2 Thessalonicenzen 2 : 9, Openbaring 13 : 13).

Zie evt. ook: Profeten: hun roeping, hun lijden… 

18 Ik verklaar tegenover eenieder die de profetie van dit boek hoort: als iemand er iets aan toevoegt, zal God hem de plagen toevoegen die in dit boek beschreven zijn; 19 en als iemand iets afneemt van wat in het boek van deze profetie staat, zal God hem zijn deel afnemen van de levensboom en van de heilige stad, zoals die in dit boek beschreven zijn.
20 Hij die van deze dingen getuigt, zegt: ‘Ja, ik kom spoedig!’ Amen. Kom, Heer Jezus!
21 De genade van onze Heer Jezus zij met u allen. (Uit Openbaringen 22)

Bron tekst: Bewerkte teksten uit De Voorzeide Leer, Deuteronomium, door ds, C. Vonk (Buijten&Schipperheijn, Amsterdam, 1991)
Bron plaatje: SlidePlayer.nl (“de brief” verwijst naar Jeremia 28 en 29)

jeremia-profeet-in-onmogelijke-tijd-slideplayer-nl