Israëls tweede bloei…

Ik zal voor Israël zijn als de dauw. Het zal bloeien als een lelie, wortelen als een ceder op de Libanon; (Hosea 14 : 6)

(…) Wanneer de Heere komt als de dauw, die in het oosten zóveel betekent voor het land, dat de regen zelfs kan uitblijven, dan is er verkwikking, vruchtbaarheid. Daar zal de Heere Zelf voor zorgen. En dat zal te zien zijn. Het door zijn zondige leven verlepte Israël krijgt de pracht en de schoonheid van een bloeiende lelie, zoals de verlopen bedelaar aan de poort van het Vaderhuis door de zorg van de Vader weer bekleed wordt met de waardigheid van het zoonschap. En het is geen vergankelijke schoonheid. Want aan de sierlijke pracht van de lelie paart zich de stoere vastheid van de bergen van de Libanon. Alles wordt anders. Het volk ontvangt een schoonheid, waardoor het een sieraad is voor zijn God. De profeet der liefde tekent de heerlijkheid van Gods volk met woorden, die herinneren aan het Hooglied. Het volk wordt weer ten volle Gods bruid. Het vertoont pracht en verspreidt een liefelijke geur. Er zal beschutting in haar midden zijn tegen de hitte van de dag en de koude van de nacht. Er zal leven te vinden zijn en overvloed. En het zal de Heere zijn tot een naam en tot een teken dat niet uitgeroeid zal worden.

De verzen 6-8 uit Hosea 14 zijn een heerlijke profetie van het werk van de Geest van Pinksteren. Hij is als de dauw, die levenwekkend en levendmakend neerdaalt op de akker van het dode zondaarsleven. Hij wederbaart, vernieuwt, heiligt. En Hosea leert ons: het hoort allemaal bij elkaar: de levend-making, de rechtvaardiging, de heiliging. Het valt wel te onderscheiden, maar het is niet te scheiden. Waar Christus zondaren door Zijn bloed gekocht en vrijgemaakt heeft, daar vernieuwt Hij ze ook door Zijn Heilige Geest. ’En hen die Hij er van tevoren toe bestemd heeft, die heeft Hij ook geroepen, en hen die Hij geroepen heeft, die heeft Hij ook gerechtvaardigd, en hen die Hij gerechtvaardigd heeft, die heeft Hij ook verheerlijkt.’. (Romeinen 8:30).

Het is alles in en uit Hem. Alles, want – zegt de Heere – ’uw vrucht is uit Mij gevonden’. Hij is de Heere, Die alles is en alles doet voor Zijn volk. Uit Israël was geen goeds. Het bracht geen vrucht voort, slechts zonde en ongerechtigheid. Maar de Heere doet het. Hij zorgt voor Zijn eigen werk. Hij begint het, zet het voort en voleindigt het.

Het is alles uit Hem: wedergeboorte, gebed, bekering, geloof en liefde.

5 Ik genees hen van hun ontrouw,
mijn hart gaat naar hen uit.
Mijn toorn heb ik laten varen.
6 Ik zal voor Israël zijn als de dauw.
Het zal bloeien als een lelie,
wortelen als een ceder op de Libanon;
7 zijn jonge loten zullen uitlopen.
Het zal als een prachtige olijfboom pronken
en geuren als de ceders op de Libanon.
8 Dan is het weer goed toeven in zijn schaduw,
er wordt weer koren verbouwd.
Het zal bloeien als een wijnstok,
befaamd zijn als de wijn van de Libanon.
9 Dan zegt Efraïm: ‘Wat heb ik nog met afgoden te maken?
Ik wil zijn Liefde beantwoorden, mijn oog op hem richten.
Dan ben ik als een cipres, altijd groen;
het zijn Uw vruchten die ik draag.’

10 Wie inzicht heeft doorgrondt deze woorden,
wie wijs is neemt ze ter harte. Want de wegen van de HEER zijn recht:
wie rechtvaardig is verlaat ze niet, maar wie zich verzet komt ten val.

Uit Hosea 14

Bron : “Hosea – profeet van de liefde van God”, ds J. Westerink (uitgegeven radiolezingen)