Calvijn en sociale gerechtigheid…

De aard van een samenleving is volgens de theoloog Johannes Calvijn (1509-1564) af te lezen uit het lot van de armen. (…) Zij zijn er om het geloof en de liefde van de mensen te peilen. (…) De reformator wijst erop dat Christus de armen heeft aangewezen als Zijn plaatsvervangers, „lieutenants.” Daarbij verwijst hij naar Mattheüs 26:11: „De armen hebt gij immers altijd bij u, maar Mij hebt gij niet altijd.

Bron: RD-online, 6 februari 2016 (n.a.v “De Geluksmachine”, Frank Mulder (1978))

Calvijn en Zuid-Afrika…

Het Calvijncongres was gast van de universiteit van de Vrijstaat, voorheen een bolwerk van blank conservatisme. Sinds vorig jaar is prof. Jonathan D. Jansen de rector. Ondanks zijn oer-Hollandse naam is hij zo zwart als de meeste inwoners van de regenboognatie. Tijdens een diner dat het Calvijngenootschap werd aangeboden, gaf hij een korte speech. Voor mij persoonlijk was deze toespraak de bijzonderste ervaring van een boeiende en inspirerende week. Niet omdat de hoogleraar iets over Calvijn zei. Zijn deskundigheid, die hij aan de Stanford Universtity in de Verenigde Staten verwierf, ligt op het terrein van de onderwijskunde. Maar de charismatische wijze waarop hij voor ons zijn toekomstvisie voor Zuid-Afrika schilderde, had wel iets ”calvijns”. Het was een boodschap van hoop en verzoening.

Jansen vertelde van zijn eigen verbitterde verleden in de anti-apartheidsstrijd, waarin er voor hem maar twee uitgangen leken te zijn: de gevangenis of de dood. Maar hij gaf ook getuigenis van hoe hij dwars door alles heen heeft leren zien dat er alleen toekomst voor Zuid-Afrika kan zijn als er werkelijk geleerd wordt wat verzoening betekent.

De rector schreef een boek met de titel ”Knowledge in the blood” (Stanford University Press, 2009). Daarin onderzoekt hij de moeite die de jonge blanke Afrikaners hebben om te aanvaarden dat ze niet meer tot de superieure minderheid behoren, maar moeten leren leven met het nieuwe Zuid-Afrika. Het bijzondere is dat hij laat zien hoe hij deze „verkrampte” jeugd niet afschrijft maar juist opzoekt.

Hij stelt daarbij zijn eigen positie in de waagschaal. Op de universiteit vond vorig jaar een racistisch incident plaats. Vijf jonge blanke studenten hadden een filmpje op YouTube gezet waarin ze een aantal zwarte schoonmaakster op een vreselijke manier vernederden. Jansen vertelde dat hij de foto’s van de jongens in zijn kamer had opgehangen om ze goed in de ogen te kijken. „En toen zag ik”, zei hij, „wie ik zélf was geweest in al mijn bitterheid en haat. En daarom kon ik deze jongens niet laten vallen, maar moest ik hen helpen.”

De Cosatu –de zwarte vakbond– was woedend en wilde dat de rector direct ontslagen zou worden omdat hij de jongens nog een nieuwe kans wilde geven. Maar Jansen zit er gelukkig nog, en mede geïnspireerd door dit geloof in waarheid en verzoening –een overtuiging waarvan Calvijn zou zeggen dat die niet slechts van beneden maar ten diepste van boven geschonken wordt– is er hoop voor Zuid-Afrika. En het is goed dat Calvijn daar via zijn vertegenwoordigers ook een woordje blijft meespreken.

Bron: RD-online, 02-09-2010, “Vergeet Calvijn in Zuid-Afrika niet” – uit verslag van dr. M.A. van den Berg.