Geloof

… en al zou ik al het geloof hebben zodat ik bergen zou verzetten, maar ik had de liefde niet, dan was ik niets. (1 Korintiërs 13 : 2b)

Het wezenlijke van de liefde is niet dat wij God hebben lief gehad, maar dat hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft gezonden om verzoening te brengen voor onze zonden. (1 Johannes 4 : 10)

Zie verder ook de volgende webpagina’s:

Christus verhoogd aan het kruis

Rond Pasen 1534 hield Luther thuis een preek over Romeinen 5:8-11, in deze preek haalt hij ook gedeelten aan uit het Evangelie van Johannes:

“Christus zegt: ‘Wanneer Ik verhoogd zal worden van de aarde, dan zal Ik hen allen tot Mij trekken’ (vgl. Johannes 12:32). Dat is door Mij, door Mijn offer, door Mijn verhoging aan het kruis of [anders gezegd] door Mijn sterven, zullen de mensen tot Mij en tot het eeuwige leven komen. Die nu door hun eigen werken in de hemel willen komen, die willen Christus van boven naar beneden trekken (vgl. Romeinen 10:6 vv) – terwijl het toch andersom moet zijn! Want Christus moet ons van beneden naar boven trekken – anders is het met ons verloren. Want Hij is het alleen Die het rijk van de duivel heeft verwoest, voor onze zonde heeft betaald, en ons uit de wereld en uit de dood, naar het leven heeft getrokken: niet door ons lijden en werk, maar door Zijn lijden. Op deze manier spreekt Christus ook over Zijn lijden in het derde hoofdstuk van Johannes: ‘Zoals Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zo moet de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat allen die in Hem geloven, niet verloren gaan, maar het eeuwige leven hebben’ (vers14-15). Dat is toch duidelijk genoeg gezegd: wie het eeuwige leven wil hebben: die moet geloven. Want hier spreekt Christus niet over werken. Hij zegt niet, wie dit of dat doet: wie vast, geeft, helpt, die zal niet veroordeeld worden. Deze werken zijn Gods Woord en bevel, reeds lang tevoren door Mozes in de Tien Geboden gegeven. Dit is wat men zeker moet doen! Wie het niet doet, die moet zijn oordeel verwachten. Maar wie het wel doet – zelfs zo goed als maar mogelijk is! – die kan daardoor evenmin leven en in de hemel komen (vgl. Romeinen 1:17). Want dit is het besluit van God: zoals zij die in de woestijn door de slangen waren gebeten, door geen enkel medicijn gezond konden worden – maar alleen door naar de koperen slang te kijken (vgl. Numeri 21:8) – zo is er voor ons geen andere weg tot de zaligheid, dan op de Heere Jezus te zien. Dat is: met Zijn offer ons troosten, en geloven dat God omwille van Zijn sterven onze zonden wil vergeven en vergeten, en ons wil zalig maken. Deze vrucht groeit alleen uit de dood van Christus en niet uit onze werken.”

Maarten Luther: Predigten des Jahres 1534, Ausgabe Hauspostille 1544, vgl. WA 52, 230, 26 – 231, 10