Onze drie-enige God kennen in Geest en in Waarheid…

‘Zonder twijfel houden velen het ervoor, dat zij alles al ontvangen hebben als ze hun ellende kennen – ja, als het alleen over het verstand ging: ik weet dat ik een kind van de duivel ben. Maar daar hoort nog veel meer bij, want u ziet hoe zij afvallig worden die veel spreken en schrijven over hun zonde. Ons leven lang hebben wij nodig (al!) deze stukken te leren, want een christen is die mens, die in de eerste plaats zichzelf kent [door het gebod] (ellende), in de tweede plaats zich aan Christus houdt [door het geloof] (verlossing), en in de derde plaats goede werken doet [door de liefde] (dankbaarheid). Welke werken dat zijn, leren de Tien Geboden. Wat daartoe nodig is te bidden, leert het Onze Vader. Dat zijn de drie stukken die een mens tot christen maken.’ 
De volgorde (1) die Luther hier noemt, komt dus geheel overeen met de hoofdlijn van de Heidelbergse Catechismus: Gebod, Geloof, Gebod en Gebed. Opmerkelijk is hier dat Luther hier de Tien Geboden (gebod) en het Onze Vader (gebed), net als de Heidelberger Catechismus, samenvoegt.

(1) Zie: De “drie stukken” – geen tijd- of heilsvolgorde!
Maarten Luther geciteerd in “Mijn enige troost – 365 dagen met de Heidelbergse Catechismus

Zondag 33 – vraag 91: Maar wat zijn goede werken?

[Behandelde tekst: Lukas 11:14-23, over de genezing van een doofstomme]

(…) Het derde stuk gaat over de goede werken. Wanneer nu de natuur én de persoon goed is, dan volgt het derde, namelijk dat men ook goed moet doen. Wanneer de satan uitgeworpen is, neemt de verstomming een einde en begint de stomme te spreken. Dan wordt hij pas echt iemand die hoort, spreekt, dankt en onderwijst – iets wat hij tevoren niet kon. Dat zijn dan ook de voornaamste werken van een christen, dat hij spreekt en anderen leert, zijn gezin onderwijst, de gelovigen troost en vermaant. Dan spreekt hij pas werkelijk, dan kan hij bidden, dan doet hij ook met zijn handen zoveel goeds als maar kan. Dat zijn de goede werken! Daarom kan een christen geen goede werken doen vóór de twee eerste stukken, namelijk vóór hij zich leert kennen als een kind van de duivel en vóór Christus hem door Zijn genade verlost. Als dat gebeurd is, dan weet hij pas wat hij met zijn goede werken op het oog moet hebben. Zeker niet om daardoor naar de hemel te gaan! – want Christus gééft u dit alles, omdat u uzelf als een ellendig mens en Christus als uw Zaligmaker kent. God kan u niets geven dat meer is dan Christus! Hij wordt aan u gegeven zonder enig werk, maar slechts door de kennis dat wij niets zijn én door de kennis van Zijn barmhartigheid.

Zonder twijfel houden velen het ervoor dat zij alles al ontvangen hebben als ze hun ellende kennen – ja, als het alleen over het verstand ging: ik weet dat ik een kind van de duivel ben. Maar daar hoort nog veel meer bij, want u ziet hoe zij afvallig worden die veel spreken en schrijven over hun zonde. Ons leven lang hebben wij nodig deze stukken te leren, want een christen is die mens die in de eerste plaats zichzelf kent [door het gebod], in de tweede plaats zich aan Christus houdt [door het geloof], en in de derde plaats goede werken doet [door de liefde]. Welke werken dat zijn, leren de Tien Geboden, wat daartoe nodig is te bidden, leert het Onze Vader. Dat zijn de drie stukken die een mens tot christen maken.

Predigten des Jahres 1530, vgl. WA 32, Seite 19-20, weergave: Dr. Georg Buchwald, Martin Luther Predigten I, S. 663-664, Gütersloh 1926