Profetisch (s)preken: Zout der aarde

U bent het zout der aarde. Als nu het zout smakeloos wordt, waarmee zal men het zouten? (Mattheus 5:13, weergave DB 1545).

(…) Door dit zouten krijgen de predikanten het verwijt, dat zij niet anders kunnen dan schelden en bijten. Maar wat kunnen wij er aan doen? Als men moet zouten, dan moet het ook bijten. En als zij ons voor bijters uitschelden, dan weten wij, dat het zo moet zijn, en dat Christus ons dit bevolen heeft. Hij wil dat het zout scherp is en goed kan bijten. Zoals we zullen horen van Paulus die ook de hele wereld straft en alles scheldt wat zij juist loven en prijzen – maar wat niet het geloof in Christus is.

Christus zegt ook: ‘Wanneer de Heilige Geest komt, Die zal de wereld straffen’ (vgl. Johannes 16:8). Dat is, Hij zal alles aantasten wat Hij in de wereld vindt, zonder een uitzondering of onderscheid te maken. Niet sommigen schelden en anderen loven, of alleen de dieven en leugenaars straffen, nee: alles, alles zal Hij door elkaar op één hoop gooien – groot en klein, wijs en dwaas, heilig en onheilig, hoe of wat het zijn wil, kortom alles wat geen Christus is (vgl. Romeinen 3:9 vv).

Want de Heilige Geest hoeft niet daarom te komen of predikanten te zenden, dat Hij uiterlijke en grove zonden moet bestraffen, echtbreuk, moord enzovoort. Die zonden weet de wereld zelf wel en kan zijzelf wel straffen. Wat de wereld echter voor het kostbaarste en heiligste houdt en waar zij op z’n best is, waar ze vroom en heilig is, en waar ze God door vroomheid en heiligheid wil dienen, dáár moet gezouten worden.

Dat betekent: wilt u het Evangelie prediken en de mensen helpen, dan moet u ook scherp zijn en zout in de wonden wrijven. Daarom moet men altijd met zouten aanhouden, dat men de eigenwillige godsdienst voorkomt en geen ruimte geeft aan werkheiligheid, enzovoort. Zodat deze dingen niet opnieuw opkomen of weer heimelijk worden ingevoerd. Dat zal zeker gebeuren waar het zoutambt niet altijd in gebruik blijft, zoals tot nu toe in de christenheid is gebeurd, zodat enkel bedorven mensenleer regeerde en alles verdorven heeft. Wat niet gebeurd zou zijn als het zout zou zijn gebleven om daarmee alles te zouten wat van de oude Adam is.

Maarten Luther: Wochenpredigten über Matth. 5-7, 1530/1532, vgl. WA 32, 344, 22 – 345, 19 (verkort)

Bron:  www.maartenluther.com