Ons geheugenverlies en Gods boekhouding…

Efraïms misdaden zijn gebundeld en zijn zonden blijven bewaard. (Hosea 13 :12)

De ongerechtigheden van Gods kinderen raken blijkbaar bij de Неге niet in het vergeetboek, maar worden zorgvuldig vastgelegd. Hosea spreekt hier niet van een boek, maar over een aantal beschreven bladen, die men bundelt om ze goed te bewaren en om ze te kunnen gebruiken wanneer dat nodig is. Zó heeft de Here Efraïms ongerechtigheden vastgelegd en bijeengebonden. De zonden van Israël zijn opgeborgen, zegt de profeet, om dienst kunnen doen als bewijsstukken, op de dag van oordeel en gericht!

Natuurlijk is het Gods kinderen liever, dat God hún schuldregister niet zo nauwkeurig bijhoud en bewaard. Daarom heeft het hun voorkeur, om die taak van Hem over te nemen. Zo kan er natuurlijk heel wat vergeten worden om op te schrijven. Er zijn zo van die kleinigheden: slecht humeur, driftige woorden, plichtsverzaking, etc., die toch de moeite niet waard om daar later nog op terug te komen? Een broeder voor „dwaas” uitmaken of een broeder haten, dat veroordeelt de Bijbel wel met hellevuur en als moord, maar moet dat daarom opgenomen in het zonderegister? Meester(s) geworden in het goed praten van eigen schuld, is er nog heel wat meer, dat niet nodig gevonden wordt om vastgelegd te worden. En zo kan er heel wat “vergeten” worden bij het noteren van de schulden.

Dan is er ook de bezorgdheid over “de buurman”, die nog wel eens vergeten wil om zijn zonden in te boeken, zodat “anderen” (wij dus) dat alvast maar voor hem doen. En natuurlijk worden er liever rekeningen dan schuldbekentenissen geschreven, en dus is er meer werk met de penningen, die de naaste schuldig is, dan met de tienduizend talenten schuld aan God. En, zelfs dat God schulden heeft, wordt niet uitgesloten! En boeken op debetzijde wat eigenlijk aan creditzijde hoort: Egoïsme en gierigheid wordt liever gepaste zuinigheid genoemd, enzovoort. En hoewel erkend wordt, dat onze gerechtigheden een “wegwerpelijk kleed” zijn (Jesaja 64 : 6), wordt er toch liever wat goede sier mee gemaakt, en worden goede werken en gebeden liever bij God in rekening gebracht, dan dat er verzoening over wordt gevraagd.

Maar als het zo is dat ook van Gods kinderen alle zonden nauwkeurig worden vastgelegd en bewaard, wie kan er dan zalig worden? En hoe kan het dan, dat de profeet Hosea de dood, die straf op onze zonde(n) is, uit de onderwereld oproept, tegen het schuldige volk, en dat de apostel Paulus diezelfde dood in het gezicht uitlacht en uitroept: dood, waar is uw prikkel? Hoe kan het dat Hosea helse pestziekten toeroept: kom, terwijl Paulus ze gebiedt: ga weg? Hoe kan Hosea’s dreiging worden herleid en leiden tot de overwinningskreet van Paulus?

Omdat het kruis van Christus er tussen staat!

Hosea heeft geroepen om zijn grote Naamgenoot Jezus, en hoe is zijn roepen verhoord! Want in Christus, Die voor ons tot zonde gemaakt is, werd al onze zonde samengebundeld, en alle kwaad is voor Hém opgeborgen en bewaard. Toen de Here al onze ongerechtigheden op Hem deed aanlopen, werd Hem niets bespaard. God heeft niets vergeten, wat Hij lijden moest om onze zonden. En zo wordt door en aan het wondere kruis die wondere tegenstrijdigheid opgeheven, waarover hier gesproken werd. Om Christus’ wil kan God, Die niets vergeet, alles vergeten én vergeven. Zó kan Hij, Die alles in Zijn gedenkboek schrijft, mijn zonden nooit meer gedenken, en kan Hij, Die onze schuldbrieven eigenhandig schreef en bundelde en bewaarde, ze één voor één verscheuren.

Maar het is onmogelijk, dat wie door een oprecht geloof in Christus is ingeplant, niet zou voortbrengen vruchten van dankbaarheid. – Zo belijden we op grond van Gods Woord met antwoord 64 van de Heidelbergse Catechismus.
Wat zijn die vruchten dan? Toch allereerst deze, dat we niet meer zo gemakkelijk en nonchalant over onze zonden — waarvoor Christus Zijn leven gaf — denken, maar ze elke avond samenbundelen in ons gebed, om ze daar stuk voor stuk, één voor één te willen en durven bedenken, noemen en belijden!
En vervolgens, dat we de zonden, ook die wij zo graag nog vasthouden en verbergen, door het geloof en dus door Christus Kracht – het werk van de Heilige Geest in ons, leren loslaten en nalaten. Want: “Wie zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn, maar wie ze belijdt en nalaat, die vindt ontferming.” (Spreuken 28:13)

Bron: Tekst gebaseerd op “Opgeborgen zonde” uit ”De zoon van Beëri” van ds. H. Veldkamp