Vergeven: maken we het ons te makkelijk?

Toen kwam Petrus bij Hem en zei: Here, hoeveel maal zal mijn broeder tegen mij zondigen en moet ik hem vergeven? Tot zevenmaal toe? (Uit Matteüs 18 : 21-35)

Wij willen ons zelf de vraag stellen, of wij iemand kennen uit onze omgeving, die wij een onrecht, dat hij ons aandeed, niet hebben vergeven, iemand, van wie wij ons boos hebben afgewend, misschien niet openlijk, maar in verzwegen bitterheid met de gedachte: dat kan ik niet meer verdragen, met deze man kan ik geen omgang meer hebben.

Of zouden wij zo onachtzaam zijn, dat wij zeggen: zo iemand ken ik niet?

Laten de andere mensen ons zo onverschillig, dat wij eigenlijk helemaal niet weten, of onze verstandhouding met hen nu wél of niet goed is; dat wij niet weten, of niet eenmaal de een na de ander zal opstaan en ons aanklagen: van mij ben je kwaad weggegaan — met mij heb je de omgang verbroken – ik was je onsympathiek en je wendde je van mij af – ik deed je eens pijn en je liet mij alleen en ik kon je niet terugvinden – ik heb je vaak gezocht en je ging mij uit de weg — wij hebben nooit meer openhartig met elkaar gesproken, en ik vroeg toch niets meer dan dat je mij zou vergeven, en je hebt me nooit kunnen vergeven?

En in dat uur zullen al deze aanklachten zich samenballen tot één luide, dreigende, verschrikkelijke stem, die ons tegenroept: je bent een hardvochtig mens geweest – al je beminnelijkheid helpt je niets, je was hardvochtig en trots en koud als een steen, je gaf niets om ons, je had een hekel aan ons (1), je hebt nooit geweten, wat vergiffenis betekent, wat een weldaad het is voor wie haar geschonken krijgt en welk een bevrijding, voor wie ze schenkt. Jij was steeds weer een hard mens.

Wij maken het ons zo gemakkelijk, wanneer het om de ander gaat. Wij denken dat wij iemand wel vergeven hebben als we geen slechte gedachten over hem koesteren. En wij zien helemaal over het hoofd, dat wij niet het goede met hem voorhebben.

En vergeven kon wel eens betekenen alleen maar
het goede met iemand voorhebben
,

zijn last op onze schouders nemen, waar wij maar kunnen. En dat gaan wij juist uit de weg, wij nemen de lasten van de ander niet op ons, maar blijven naast hem lopen en raken aan zijn (ons! -AJ) zwijgen gewend.

Bron tekst: Bonhoeffer Brevier – “Over het vergeven” – “Hoe ver gaat onze interesse voor de ander?” (28 september) – ©1968 Ten Have b.v. Baarn, Vijfde druk 1978

Opgemerkt AJ:
(1) Er staat niet voor niets “ons”, want iemand niet vergeven betreft nooit alleen die éne aan wie vergiffenis geschonken dient te worden, maar zeker ook de mensen die dicht bij die betreffende persoon leven en het raakt uiteindelijk ook heel het samenleven van broeders en zusters in de gemeente(n)  van Jezus Christus. Jezus leerde ons dan ook bidden: vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven hen die ons iets schuldig zijn…
NB. Wij mogen dan ook niet moe worden om elkaar altijd weer te onderwijzen over en stimuleren tot elkaar vergiffenis en aanvaarding en daarmee Gods liefde te schenken!

(…) 3 U die ons ​bidden​ hoort – tot u komt de sterveling.
4 Worden onze(!)zonden​ mij te zwaar, u neemt weg wat wij(!) misdeden.
(Uit Psalm 65)

Bron afbeelding:  Pinterest

Psalm 65 3-4 - When deeds of iniquity - Pinterest