Want eng is de poort en smal is de weg…

1 Beter een goede naam dan een kostbare geur, de dag waarop je sterft is beter dan de dag waarop je wordt geboren (…) 8 Het einde van een zaak is beter dan zijn begin. (Uit Prediker 7, NBV)
17 totdat ik Gods heiligdom binnenging en op hun einde lette. (Uit Psalm 73, HSV)
7 De gedachtenis van de rechtvaardigen zal tot zegen zijn (Uit Spreuken 10, HSV)

Het belang van het einde is iets, dat voortdurend in de Bijbel wordt onderstreept.
Onze Heere heeft het voor eens en altijd gezegd in de Bergrede: ‘Gaat in door de enge poort, want wijd is de poort en breed de weg, die tot het verderf leidt, en velen zijn er, die door dezelve ingaan: want eng is de poort en nauw de weg, die ten leven leidt, en weinigen zijn er, die dezelve vinden.’ Wat Hij zegt is: Kijk eens naar de brede weg, hoe prachtig die schijnt. U kunt er met de menigte naar binnen gaan en doen, wat iedereen doet en iedereen glimlacht er en maakt grappen. Wijd en breed zijn de poort en de weg. Het schijnt allemaal zo schitterend. En die andere ziet er zo naargeestig uit — ‘eng is de poort.’ Eén tegelijk, het vergt een persoonlijke beslissing, de strijd tegen het eigen ik, het kruis opnemen. ‘Eng is de poort, en nauw de weg.’ En juist omdat ze naar het begin kijken, gaan zo velen de brede weg op. Wat mankeert er aan hen? Ze kijken niet naar het einde. ‘Wijd is de poort en breed de weg, die tot het verderf leidt… Eng is de poort en nauw de weg…’ maar — en dat is het einde, — deze weg ‘leidt ten leven.’

Het einde van de ene is het verderf, van de andere léven. De moeilijkheid in het hedendaagse leven is, dat de mensen alleen maar naar het begin kijken. Hun kijk op het leven is, wat wij de levensbeschouwing van de bioscoop of van de filmster zouden kunnen noemen. Dit trekt altijd aan en allen, die dit leven leiden, hebben blijkbaar een verrukkelijke tijd. Helaas worden vele jonge mensen grootgebracht met de gedachte, dat dat het leven is en dat om zo’n leven altijd te kunnen leiden het toppunt van geluk moet zijn. Maar kijk eens naar het eind van deze mensen. Kijk eens, hoe het ene scheidingsproces op het andere volgt, daar ze van het huwelijk een toegestane prostitutie maken, onwaardig kinderen te krijgen vanwege hun zelfzuchtigheid en omdat ze niet weten, hoe ze die moeten opvoeden. Maar de mensen worden door de schijn aangetrokken. Ze kijken alleen naar de oppervlakte, alleen naar het begin. Ze kijken niet naar het einde van dit soort leven; ze denken in het geheel niet aan wat er tenslotte van terechtkomt. Toch is het nu even waar als altijd en de Bijbel heeft altijd al gezegd, dat het eind van deze dingen ‘verderf’ is.
Er is tenslotte niets zo hopeloos in de wereld, als het bankroet van de niet-Christelijke levensbeschouwing. Wist u, dat Charles Darwin, de schrijver van ‘The Origin of Species’ aan het eind van zijn leven bekende, dat als gevolg van zijn concentratie op slechts één aspect van het leven hij het vermogen had verloren om te genieten van poëzie en muziek en in groter verband zelfs het vermogen om de natuur zelf te waarderen? Arme Charles Darwin. Terwijl hij als jonge man van poëzie placht te genieten, vond hij er op zijn oude dag geen genoegen meer in en muziek betekende tenslotte niets meer voor hem. Hij had zich zo geconcentreerd op de bijzonderheden van één levensterrein, dat hij willens en wetens zijn gezichtsveld had af gegrensd in plaats van het mogelijk te maken, dat het heerlijke panorama van het geheel hem aansprak. Het einde van H.G. Wells roept dezelfde gevoelens op. Hij, die zoveel van het verstand en het menselijk begrip had blootgelegd en die het Christendom met zijn leer over zonde en redding belachelijk had gemaakt, bekende aan het eind van zijn leven, dat hij volkomen verbijsterd en het spoor kwijt was geraakt. De titel van zijn laatste boek, “Het verstand is uitgepraat” is al een welsprekend getuigenis van wat de Bijbel leert over de tragedie van het eind van de goddeloze. Of neem eens een zin uit de autobiografie van een rationalist als Dr. Marret, die aan het hoofd van een college in Oxford stond. Hij schrijft dit: ‘De oorlog bracht echter voor mij het plotselinge einde van de lange zomer van mijn leven. Van nu af aan heb ik niets anders in het vooruitzicht dan een kille herfst en een nog killere winter en toch moet ik op de een of andere manier proberen de moed niet te verliezen. De dood van de goddeloze is een verschrikkelijk ding. Lees hun levensbeschrijvingen maar. Hun schitterende dagen zijn voorbij. Wat hebben zij nu? Zij hebben niets om naar uit te zien en als wijlen Lord Simon proberen ze zichzelf te troosten met het opnieuw tot leven, brengen van hun vroegere successen en triomfen. Dat is het eind van de goddelozen.

Zet daar nu eens als tegenstelling het godvruchtige leven tegenover, dat oppervlakkig gezien eerst zo bekrompen en ellendig lijkt. Zelfs een huurling-profeet als Bileam, hoewel hij een slecht mens was, begreep daar iets van. ‘Sterve ik zelf den dood der oprechten en zij mijn einde daaraan gelijk!’ zei hij. Met andere woorden: ‘Ik moet dit zeggen, dat deze godvruchtige mensen weten hoe te sterven; ik wou, dat ik dat kon als zij.’ In het boek Spreuken lezen wij, dat de ‘weg der goddelozen is als donkerheid,’ maar dat ‘het pad der rechtvaardigen is gelijk een schijnend licht, voortgaande en lichtende tot den vollen dag toe’. (Spreuken 4 : 19a en 18) Wat een heerlijkheid!
Laat ons nog eens teruggaan naar Psalm 37: ‘Let op den vrome en zie naar den oprechte, want het einde van die man zal vrede zijn.’ En luister eens naar de apostel Paulus. Ondanks alle zorgen en vervolgingen, zijn processen en teleurstellingen moet u eens naar hem luisteren als hij het eind onder ogen ziet: ‘Want ik word nu tot een dankoffer geofferd, en de tijd mijner ontbinding is aanstaande. Ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden; voorts is mij weggelegd de krans der rechtvaardigheid, welken mij de Heere, de rechtvaardige rechter, in die dag geven zal, en niet alleen mij, maar ook allen, die Zijn verschijning liefgehad hebben.’ (2 Timoteüs 4 : 6-8) Een van de meest trotse beweringen van John Wesley over de eerste Methodisten was: ‘Onze mensen sterven goed.’

De Bijbel dringt er overal op aan ons einde onder het oog te zien. Ga niet alleen maar naar de kerk om op uw huidige vooruitzichten te letten; let op uw uiterste einde. Hèt einde, hoe heerlijk zou het voor ons allen zijn als we daarop ons oog konden richten en als de apostel Paulus konden zeggen: ‘Voorts is mij weggelegd de krans der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige rechter, in die dag zal geven.’ Om dat te kunnen zeggen en er zeker van te zijn dat u die krans zult ontvangen, moet u eerst beide mogelijkheden geheel onder ogen zien en daarna onmiddellijk tot God gaan en Hem uw blindheid, vooroordeel, dwaasheid in vertrouwen op eigen verstand belijden en Hem dan vragen u te ontvangen. Zeg Hem, dat u Zijn boodschap over Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, die in de wereld kwam om voor uw zonden te sterven en u te bevrijden, aanvaardt. Geef uzelf aan Hem over en vertrouw op Hem en Zijn macht. Geef u onvoorwaardelijk aan Hem in Christus over en u zult het leven zien met een volledigheid en een rijkdom als u nooit te voren hebt gezien. En het eind zal heerlijk zijn. Uw pad zal zijn als het glanzende morgenlicht, dat steeds helderder straalt, hoe zwart de wereld ook mag worden en zelfs in de schaduw van de dood zal het steeds meer stralen tot de volle dag. ‘Toen merkte ik op hun einde.’ (Psalm 73 : 17)

Bron: Geloofsbeproeving: Psalm 73, het lijden van de vrome en de voorspoed van de goddeloze / door D. Martyn Lloyd-Jones (Kampen, De Groot Goudriaan)

Zie voor vervolg: Wat Hij beloofd heeft zal bestaan!

Klik hier voor meer over en van D. Martyn Lloyd-Jones