‘Beter een wijze jongen die van lage afkomst is dan een oude dwaze koning die zijn oren sluit voor goede raad.‘ (Uit Prediker 4 uit de verzen 13-16)
Geciteerd 1: Ook in de tekening van een oude dwaze koning hebben we met een typering te doen. De grote hoeveelheid pogingen in vroegere literatuur om in dit gedeelte een verwijzing naar historische figuren te zien, doet al begrijpen dat we met de verklaring deze kant niet op moeten.
De oude dwaze koning is hier een bekende figuur, die wij niet alleen in de politieke geschiedenis ontmoeten, maar ook in de (oude gevestigde) bedrijven en gemeenten/kerken, en in de gezinnen en families, in de scholen en in de kunst. Men kan hem zelfs ontmoeten in de wijsheids-school van de Qohèleth-gemeenschap.
De mogelijkheid is niet geheel uitgesloten, dat een van de samensprekenden ietwat gehinderd is door de werkwijze van de discussieleider. We mogen inderdaad constateren, dat de gespreksleider tot dusver maar heel weinig leiding heeft gegeven; straks wordt dat beter. De leider heeft gezien hoe moeilijk de onderneming was. Hij heeft ook begrepen, dat dit gesprek niet aan strenge regels gebonden mag worden. (1)
Geciteerd 2: Wat wil nu de spreker die handelt over de oude dwaze koning? Hij stelt een nieuw onderwerp aan de orde. Daarbij neemt hij een kloek afscheid van het benepen individualisme, dat kenmerkend was voor de spreker van 4 : 4-6, die van 4 :7v, en die van 4 : 9-12. Hij vraagt aandacht voor het volksverband zoals dat door een regerend vorst geleid wordt. Daarbij moge inbegrepen zijn, dat er ook buiten het staatkundige leiding wordt gegeven, zodat de aanduiding ‘oude dwaze koning’ ook overdrachtelijke toepassing toelaat.
Geciteerd 3: Prediker 4 vers 13 maakt melding van een oud en zot koning; dat klinkt onbarmhartig, en een knoeier zou hier van ‘liefdeloos‘ spreken, om te camoufleren dat hij zelf uit de leugen leeft (en allerlei liegen en bedriegen zijn nog steeds de werken van de duivel zelf). Maar de spreker van Prediker 4 de verzen 13-16 weet dat het zeer nodig is, te spreken over deze figuur: een oud en dwaas koning.
(…) Een oud en zot koning: hoe afschuwelijk is deze figuur; de man die veel en goed gewerkt heeft, maar oud geworden, de verworven macht niet meer wil loslaten, zodat die macht zelfs in tirannie verandert. Deze koning die er niet meer van weten wil om zelf nog terecht te worden gewezen, kijkt terug naar zijn edel verleden, dat er nu niet meer is, en rechtvaardigt zich door zijn vereenzelviging met zijn vroeger ik.
De oude koning praat iedere wandaad goed op grond van zijn vroegere trouw en ziet eraan voorbij dat zijn heden geen trouw meer kent. Misschien is deze oude koning ziek; en dan vertrouwt hij op de ‘heelmeesters’. Hij leeft echter uit louter leugen, want hij denkt zich terug in vroeger gerechtigheid, terwijl zijn heden ongerechtigheid is. Vroeger werd hij vervolgd, nú vervolgt hij zelf.
Geciteerd 4: De man die dit onderwerp aan de orde stelt is een man die veel gezien en begrepen heeft. Hij weet van leidinggevenden, bij wie de ouderdom in dwaasheid ondergaat. Het is niet te zeggen hoeveel kwaad juist deze mensen doen. We mogen deze spreker dankbaar zijn. Hij komt er niet uit, zijn woord mag geen slotwoord zijn. Maar hij heeft veel begrepen, Meer bewust dan vele andere sprekers, maakt hij het duister openbaar.
Geciteerd 5: De woorden ‘zot‘, ‘dwaas‘, ‘zotheid‘ hebben in het Oude Testament en speciaal in de wijsheidsboeken een zware klank. De zot is de goddeloze, die op zich zelf vertrouwt, die zichzelf het leven wil geven. Hij is ‘wijs bij zichzelf‘.
Graag trekt zo iemand er een vroom gezicht bij, want hij is verzot op zijn eigen verleden: toen was hij klein in eigen ogen, toen was hij inderdaad trouw, omdat God hem trouw maakte. Maar hij heeft zich op zijn oude dag de trouw uit zijn jeugd toegeëigend, alsof hij zichzelf trouw had gemaakt.
(Wordt vervolgd!)
(1) De werkhypothese, waarvan de schrijver gebruik heeft gemaakt, namelijk dat het boek Prediker een verslag is van een discussie waaraan vele en in overtuiging uiteenlopende sprekers deelnamen, ligt zó voor de hand, dat we moeilijk kunnen aannemen dat ze nooit eerder geopperd zou zijn. In de ons bereikbare literatuur hebben we haar echter niet aangetroffen.
Bron citaten: Boek – ‘Heersende te Jeruzalem‘ – door prof. dr. K.J. Popma (1903-1986)
Zie ook:
- Prediker: De Qohèleth spreekt in de qahaal…
- Prediker: Het voordeel van de wijsheid…
- Prediker: De eeuw in hun hart gelegd…
- Prediker: Sleutel tot verstaan van het boek…
- Prediker: Heersende te Jeruzalem…
- Prediker: Moeilijke bezigheid… (I)
- Prediker: Moeilijke bezigheid… (II)
- Prediker: Werkgroep met saamhorigheid als doel voor ogen…
- Prediker: Geen Joods (of ‘Gemeentelijk’) cultureel zelfbehagen…
- Prediker: Wat ‘nut ons’ dit Bijbelboek…
- Prediker: Een ‘betere koning’, maar ‘de lateren’…
‘Een verstandig mens wordt meer geraakt door één verwijt,
dan een dwaas door honderd slagen.‘
(Uit Spreuken 17 vers 10)
Bron afbeelding: Scripture Media – Savior Connect