‘De Heer is mijn Herder, mij ontbreekt niets.‘
(Psalm 23 : 1)
Van dr. Maarten Luther (1536)
Op een avond na gebed aan de eettafel uiteengezet.
Psalm 23 (31)
‘Ja, heil en goedertierenheid zullen mij volgen
al de dagen van mijn leven;
ik zal in het huis van de HEER verblijven
Tot in lengte van dagen.‘
(Psalm 23 vers 6)
Geciteerd: Omdat de duivel nooit ophoudt de gelovigen te kwellen – innerlijk met angst, uiterlijk met de listen van valse leraren en de macht van de tirannen – vraagt de profeet hier aan het einde met diepe ernst dat God, Die hem deze schat heeft gegeven, hem er ook tot het einde toe bij zal bewaren. Hij zegt: “O, moge de dierbare God Zijn genade schenken, dat goedheid en barmhartigheid alle dagen van mijn leven mij zullen volgen en dat Hij spoedig zal openbaren wat Hij goedheid en barmhartigheid noemt”, dat wil zeggen, dat hij voorgoed zal mogen wonen in het huis van de Heer.
Het is alsof hij wil zeggen: “Heer, U bent deze zaak begonnen. U hebt mij Uw heilig Woord gegeven en mij ontvangen onder degenen die Uw volk zijn, die U kennen, U prijzen en grootmaken. Blijf Uw genade schenken, opdat ik bij het Woord blijf en nooit meer gescheiden zal worden van Uw heilig Christenvolk.” Zo bidt hij ook in de zevenentwintigste Psalm (Psalm 27 : 4): “Eén ding”, zegt hij, “heb ik van de Heer gevraagd, dit zoek ik; te wonen in het huis van de Heer al de dagen van mijn leven, om de liefelijkheid van de Heer te aanschouwen en te onderzoeken in Zijn tempel.“
Zo leert en vermaant de profeet hier alle gelovigen door zijn voorbeeld om niet zelfvoldaan, trots of aanmatigend te worden, maar te vrezen en te bidden dat zij hun schat niet zullen verliezen. Een dergelijke ernstige vermaning zou ons echter werkelijk moeten opwekken en wakker maken om ijverig te bidden. Gezegende David, een profeet verlicht met allerlei goddelijke wijsheid en kennis en begiftigd met zoveel soorten grote en schitterende gaven van God, bad vaak en zeer ernstig of hij in het bezit zou mogen blijven van de zegeningen van God.
Wij, die in vergelijking met David beslist als niets moeten worden beschouwd en die bovendien in de laatste dagen leven – en dat is, zoals Christus en de apostelen ons vertellen, een vreselijke en gevaarlijke tijd – zouden ons veel meer moeten inspannen om te waken en met alle ernst en ijver te bidden dat we alle dagen van ons leven in het huis van de Heer mogen blijven, dat wil zeggen, dat we Gods Woord mogen horen, waardoor we de vele soorten zegeningen en vruchten ontvangen zoals die eerder hier werden genoemd en dat we in dat gehoor geven aan Gods Woord blijven volharden tot het einde. Moge Christus, onze enige Herder en Verlosser, ons dit schenken! Amen.
Maarten Luther: Dr. Martin Luthers Werke (Weimarer Ausgabe) WA 51, S. 271 ev (gebruikte vertaling: Luthers Works, American Edition, vol. 12, p. 147 ev)
NB. Deze Luther-quote is een vertaling van de eerder in de Engelse taal gepubliceerde versie.
‘Moge de God van de vrede, Die onze Heer Jezus, de machtige Herder van de schapen, door het bloed van het eeuwig verbond uit de wereld van de doden heeft teruggebracht, u toerusten met al het goede, zodat u Zijn wil zult doen. Moge Hij in ons datgene tot stand brengen wat Hem welgevallig is, door Jezus Christus, aan Wie de eer toekomt, tot in alle eeuwigheid. Amen.‘
(Uit Hebreeën 13 de verzen 20-21)
Bron afbeelding: Heartlight