‘God is in den hemel, en gij zijt op de aarde; daarom laat uw woorden weinig zijn.‘
(Uit Prediker 5 uit de verzen 1-2)
Geciteerd 1: Het is niet de een of andere heidense eredienst waarbij de gespreksleider (1) zijn waarschuwende woorden laat horen in 5 de verzen 1-6. Zijn waarschuwen is hier tegen de verheidensing van heel de levenshouding, waardoor ook de wettige eredienst in Israël werd aangetast. Het lijkt allemaal wel wettig, in overeenstemming met Gods voorschriften in de Wet, maar het is onwettig: velen maken van ‘de eredienst’ een bijzonderheid, zelfs een vak. Dat brengt mee dat men vaardig wordt en in routine vervalt.
De gespreksleider wil er aan herinneren, dat die vaardigheid en routine niet deugen, omdat het Gods huis is waar men binnen is gekomen. Niet overijld, niet haastig; straks zal hij spreken over ‘ijdel verhaal van woorden‘, dat door onze Heiland genoemd wordt als typisch voor de heidense religie en cultus. Uw hart haaste zich niet: laat het geen ondoordachte gewoonte worden. Denk er aan dat God God is.
Zoals men (mogelijk nog) weet is het tweede deel van vers 5 met grote nadruk aangehaald door Karl Barth: hij moet er een spreuk in gehoord hebben, die de weg wijst voor een verantwoord theologiseren. Of hij zich geheel gehouden heeft aan de spreuk ‘laten uw woorden weinigen zijn‘, zou betwijfeld kunnen worden. Aan zijn religieuze ernst kan niét getwijfeld worden. En het eert hem ten zeerste, dat hij juist een woord uit Prediker 4 vers 17 – 5 vers 6 gekozen heeft: een hoogtepunt uit het boek Prediker; de rede immers, die eindigt met de samenvatting: ‘vrees echter God‘ en daarbij verwijst naar heel de mens.
Geciteerd 2: Tot ‘dwaze praat’ vervalt men in de kerk wanneer men daar niet behoedzaam, voorzichtig en zuinig is met woorden. ‘Veelheid van woorden‘ duidt op wanbeheer in het spreken. Wij dienen een verstandig beheer, een goed rentmeesterschap over onze woorden te voeren, vooral als het gaat over woorden die tot God gesproken worden, in gebed of in gelofte. De gespreksleider (1) heeft voortdurend de vreze des Heren op het oog, de zuivere en onbevlekte Godsdienst van heel de mens (Micha, Jakobus).
Geciteerd 3: De verijdeling van het leven kan niet uitblijven, als de mens zijn Godsdienst verijdelt. Doet hij dat, dan wordt hij een dwaas; dwaasheid in Israël is de goddeloosheid, de ongerechtigheid. Het is opmerkelijk, dat de gespreksleider déze weg wijst. Hij doet een sterk beroep op de wijsheid in Gods Verbond; een wijsheid die voor bijna alle sprekers (1) die tot dusver het woord gevoerd hebben, te hoog scheen te zijn: ze konden er niet bij, hoewel God die binnen hun bereik gesteld had.
Hoe zullen ze in hun samenspreken een weg naar de wijsheid vinden die naar de naam van de school de gemeenschap, ja de gemeentelijkheid doet vinden? Daarheen wil de gespreksleider de samensprekenden verwijzen. Hij bereikt heel weinig: in 5 de verzen 7-6 en 12 vinden we telkens de oude klachten terug, met een enkele maal een lichte opleving van de gedachte.
Geciteerd 4: Afval van het Bondsvolk is erger dan afvalligheid van de heidenen; en knoeien met de tempeldienst erger dan afgoderij. Indirect spreekt de gespreksleider hier (weer) over Gods Verbond. Waar de ernst zoek raakt, wordt het leven bedorven. In deze richting wil de gespreksleider het gesprek graag zien voortgezet. Het is de Godsdienst, de eredienst en de Openbaring die het volk zijn verloren eenheid kan teruggeven. Nu die eenheid zoek is, moet op deze manier de eenheid van het volk als gemeente teruggevonden worden: door onvoorwaardelijk de religieuze ernst te aanvaarden. Want het is de Here menens. Als men er een spelletje van maakt, kan men verwachten dat God daarvoor straffen zal.
Geciteerd 5: De discussieleider weet dus heel goed, wat het program van de school moet zijn. We verbazen ons erover, dat hij over het algemeen zo weinig kritiek heeft. Ieder doet zijn woord en spreekt zijn spreuk, en de gespreksleider weet heel goed dat ze beneden de maat van de vrome Israëliet blijven. Is er bij hem misschien iets teveel tactiek? Of zag hij de noodzaak om het religieuze duister zo duidelijk en zo diep mogelijk te laten tekenen?
(Wordt vervolgd!)
(1) De werkhypothese, waarvan de schrijver gebruik heeft gemaakt, namelijk dat het boek Prediker een verslag is van een discussie waaraan vele en in overtuiging uiteenlopende sprekers deelnamen, ligt zó voor de hand, dat we moeilijk kunnen aannemen dat ze nooit eerder geopperd zou zijn. In de ons bereikbare literatuur hebben we haar echter niet aangetroffen.
Bron citaat: Boek – ‘Heersende te Jeruzalem‘ – door prof. dr. K.J. Popma (1903-1986)
Zie ook:
- Prediker: De Qohèleth spreekt in de qahaal…
- Prediker: Het voordeel van de wijsheid…
- Prediker: De eeuw in hun hart gelegd…
- Prediker: Sleutel tot verstaan van het boek…
- Prediker: Heersende te Jeruzalem…
- Prediker: Moeilijke bezigheid… (I)
- Prediker: Moeilijke bezigheid… (II)
- Prediker: Werkgroep met saamhorigheid als doel voor ogen…
- Prediker: Geen Joods (of ‘Gemeentelijk’) cultureel zelfbehagen…
- Prediker: Wat ‘nut ons’ dit Bijbelboek…
- Prediker: De oude dwaze koning, verzot op eigen verleden…
- Prediker: Een ‘betere koning’, maar ‘de lateren’…
- Wie volhouden en volharden tot het einde…
‘Broeders en zusters, u moet niet allemaal leraar willen zijn. U weet dat ons leraren een strenger oordeel te wachten staat. En hoe vaak struikelen we niet allemaal! Wie nooit struikelt in het spreken kan zich een volmaakt mens noemen, die in staat is zelfs het hele lichaam* in toom te houden.‘ (Uit Jakobus 3 uit de verzen 1-18 de verzen 1-2)
* Ook het Lichaam van Jezus Christus, Zijn Gemeente… (een onmogelijke opgave dus voor ons mensen!).
Bron afbeelding: SlidePlayer (Hearing and Doing the Word)