(…) “Dit zegt hij die de zeven geesten van God en de zeven sterren heeft: Ik weet wat u doet; overal wordt beweerd dat u het leven hebt, terwijl u dood bent. 2 Word wakker, versterk uw laatste krachten: u bent op sterven na dood. Want ik merk dat uw gedrag tekortschiet in Gods ogen. 3 Herinner u dat u de boodschap hebt ontvangen en begrepen. Houd eraan vast en breek met het leven dat u nu leidt.” (Uit Openbaring 3)
Bekeringsprediking (I)
De gemeente van de heiligen is niet de ‘ideale’ gemeente van zondelozen en volmaakten. Het is niet een gemeente van reinen die aan de zondaar geen plaats meer geeft voor berouw en bekering.
Het is veeleer een gemeente die zich het evangelie van de zondenvergeving waardig bewijst, doordat hier werkelijk Gods vergeving wordt verkondigd, die niets meer met zelfvergeving te doen heeft: een gemeente van degenen die inderdaad Gods kostbare genade hebben ervaren, en waardig aan het evangelie wandelen in die zin, dat zij er niet lichtvaardig mee omgaan.
Daarmee is gezegd, dat in de gemeente van de heiligen vergeving slechts gepredikt kan worden, waar ook bekering gepredikt wordt, waar het evangelie niet zonder wetsprediking blijft, waar de zonden niet zonder meer en onvoorwaardelijk vergeven worden, maar ook ‘gehouden’ worden.
Zo is het de wil van de Heer zelf, dat het heilige van het evangelie niet aan de honden wordt gegeven, maar dat het slechts gedekt door de prediking tot bekering verkondigd kan worden. (1)
Een gemeente die de zonde geen zonde noemt, kan ook geen geloof vinden, waar ze de zonde wil vergeven. Ze bezondigt zich aan het heilige, ze wandelt onwaardig aan het evangelie. Ze is een onheilige gemeente, omdat ze de kostbare vergeving van de Heer te grabbel gooit.
Het is daarom niet genoeg, dat over de algemene zondigheid van de mens ook in zijn goede werken wordt geklaagd – dat is geen bekeringsprediking – maar concrete zonden moeten genoemd, bestraft en veroordeeld worden. (2) Dat is het juiste gebruik van de sleutelmacht (Matteüs 16 : 19; 18 : 18; Johannes 20 : 23) die de Heer aan zijn kerk heeft geschonken en waarover de reformatoren nog zo nadrukkelijk hebben gesproken.
Ter wille van het heilige, ter wille van de zondaars en ter wille van de gemeente moet in de gemeente ook de sleutel van het binden, van het zonden houden uitgeoefend worden. Tot een het evangelie waardige wandel van de gemeente hoort de uitoefening van de gemeentetucht.
Evenals de heiliging de afscheiding der gemeente van de wereld bewerkt, moet ze ook de afscheiding der wereld van de gemeente bewerken. Het een zonder het ander blijft onecht en onwaar. De gemeente die van de wereld is afgezonderd, moet naar binnen gemeentetucht uitoefenen.
(wordt vervolgd)
(1) Lees ook ‘Parels voor de zwijnen…‘
(2) We kunnen wel zondags ‘het hoofd buigen als een riet‘ of een ‘rouwkleed‘ (of een zwart pak als ‘zondaarshemd’) aantrekken (zie Jesaja 58) en allerlei tradities in ere houden (zie Matteüs 23) en/of prachtig opgetuigde kerkdiensten organiseren en bijwonen, maar wanneer dat niet leidt tot (dagelijkse) bekering van in Gods Woord benoemde zonden en zondige levensstijl, dan maken we ‘de maat van onze voorouders vol’. (Matteüs 23 : 32)
Zie ook: Christelijke zielszorg… (I), (II), (III), (IV), (V), (VI), (VII) en (VIII)
Bron tekst: Dietrich Bonhoeffer – ‘Navolging‘ – Vijfde druk – Uitgeverij Ten Have
(…) 13 Geen enkele knecht kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben, of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten. Jullie kunnen niet God dienen én de mammon.’ 14 De farizeeën, die geldzuchtig waren, hoorden dit alles aan en ze haalden honend hun neus voor Hem op. 15 Maar Jezus zei tegen hen: ‘U wilt bij de mensen altijd voor rechtvaardig doorgaan, maar God kent uw hart. Wat bij de mensen in hoog aanzien staat, is een gruwel in de ogen van God. (Uit Lukas 16)