(…) 25 Toen de discipelen dit hoorden, waren zij zeer verslagen en zeiden: Wie kan dan behouden worden? 26 Jezus zag hen aan en zei: Bij de mensen is dit onmogelijk, maar bij God zijn alle dingen mogelijk. (Uit Matteüs 19)
Zijn werk volbracht…
(…) De verkondiging van de dood van Christus (1) voor ons is de prediking van de rechtvaardiging. Het opgenomen worden in het lichaam van Christus, d.w.z. in zijn dood en zijn opstanding, is de doop. Christus is éénmaal gestorven; zo valt ook doop en rechtvaardiging eens en voorgoed ons ten deel. Zij zijn in de strengste zin onherhaalbaar. Herhaalbaar is slechts de herinnering aan dat wat eens en voorgoed aan ons gebeurd is, en niet alleen herhaalbaar, maar wat dagelijkse herhaling nodig heeft.
Toch blijft de herinnering iets anders dan de zaak zelf. Wie de zaak zelf verliest, voor hem bestaat er geen herhaling. Hier heeft de Hebreeënbrief gelijk (6 : 5 v. en 10 : 26 v.). Als het zout smakeloos wordt, waarmee zal het dan gezouten worden? Voor de gedoopten geldt: Weet gij niet…? (Romeinen 6 : 3; 1 Korintiërs 3 : 16 en 6 : 19) en: Zo moet het ook voor u vaststaan, dat gij wél dood zijt voor de zonde, maar levend voor God in Jezus Christus (Romeinen 6: 11). Het is alles geschied, niet alleen aan het kruis van Jezus, maar ook aan u. Gij zijt van de zonde gescheiden, gij zijt gestorven, gij zijt gerechtvaardigd.
Daarmee heeft God zijn werk volbracht. Hij heeft zijn heiligdom op aarde gevestigd door gerechtigheid. Dit heiligdom heet Christus, lichaam van Christus. De scheiding van de zonde is voltrokken door de dood van de zondaar in Jezus Christus. God heeft een van de zonde gerechtvaardigde gemeente. Dat is de gemeente van de discipelen van Jezus, de gemeente der heiligen. Zij zijn opgenomen in zijn heiligdom, zij zijn zelf zijn heiligdom, zijn tempel. Zij zijn uit de wereld weggenomen en leven in een nieuwe eigen ruimte midden in de wereld.
Van nu af aan heten de christenen in het Nieuwe Testament slechts nog ‘de heiligen’. De andere naam die zich liet denken, namelijk ‘rechtvaardigen’, vindt geen ingang. Die vermag niet op dezelfde wijze de hele omvang van de ontvangen gave te beschrijven. Die is betrokken op de eenmaal geschiede doop en rechtvaardiging.
Weliswaar is het zich herinneren van dit gebeuren iets wat dagelijks herhaald moet worden. Weliswaar blijven de heiligen de gerechtvaardigde zondaren. Maar met de gave van doop en rechtvaardiging eens en voor al, de dagelijkse herinnering eraan is ons tegelijkertijd in de dood van Christus de gave der bewaring van het leven van de rechtvaardigen tot aan de jongste dag gewaarborgd.
Het leven in deze bewaring is echter de heiliging. Beide gaven berusten op hetzelfde, nl. op Jezus Christus, de Gekruisigde (1 Korintiërs 1 : 2 en 6 : 11). Beide gaven hebben een en dezelfde inhoud, namelijk de gemeenschap met Christus. Beide gaven behoren onlosmakelijk tezamen. Maar zij zijn juist daarom ook niet een en hetzelfde.
Terwijl de rechtvaardiging aan de christen de door God geschiede daad toekent, belooft de heiliging hem Gods tegenwoordig en toekomstig handelen.
Terwijl de gelovige in de rechtvaardiging door de dood voor eens en voor al gesteld wordt in de gemeenschap met Jezus Christus, bewaart de heiliging hem in de ruimte waarin hij gesteld werd, in Christus, in de gemeente.
Terwijl bij de rechtvaardiging de verhouding van de mens tot de wet op de voorgrond staat, is bij de heiliging de afzondering van de wereld tot op de toekomst van Christus beslissend.
Terwijl de rechtvaardiging de enkeling in de gemeente plaatst, bewaart de heiliging de gemeente met alle enkelingen. De rechtvaardiging ontrukt de gelovige aan zijn zondig verleden, de heiliging doet hem bij Christus blijven, in zijn geloof staan, in de liefde groeien.
Het zal geoorloofd zijn zich rechtvaardiging en heiliging in de verhouding van schepping en bewaring te denken. Rechtvaardiging is de nieuwe schepping van de nieuwe mens, heiliging is zijn behouden en bewaard blijven tot op de dag van Jezus Christus.
(wordt vervolgd)
(1) Aan het Avondmaal ‘verkondigen wij de dood des Heren totdat Hij komt‘.
Zie ook: Christelijke zielszorg… (I) en (II)
Bron tekst: Dietrich Bonhoeffer – ‘Navolging‘ – Vijfde druk – Uitgeverij Ten Have
(…) 26 Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt. (Uit 1 Korintiërs 11)