(…) 24 Wie zal mij, ongelukkig mens, redden uit dit bestaan
dat beheerst wordt door de dood? 25 Dat doet God!
Dank aan Hem door Jezus Christus, onze Heer.
(Uit Romeinen 7)
Geen veroordeling…
(…) De heiligen weten zelf niet van de vrucht van de heiliging die ze voortbrengen. De linkerhand weet niet, wat de rechter doet. Als ze hier iets wilden weten, als ze hier in zelfbeschouwing vervielen, dan hadden ze zich reeds losgescheurd van de wortel en de tijd van hun vruchtdragen zou voorbij zijn. ‘De vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing’ (Galaten 5 : 22).
Naast de heiligheid van de gemeente treedt hier de heiliging van de enkeling in het helderste licht. Maar de bron is een en dezelfde, de gemeenschap met Christus, de gemeenschap aan hetzelfde lichaam. Zoals de afzondering van de wereld slechts in voortdurende strijd zichtbaar tot stand komt, zo bestaat ook de persoonlijke heiliging in de strijd van de geest tegen het vlees.
De heiligen zien slechts strijd, nood, zwakheid en zonde in hun eigen leven; en hoe gerijpter zij zijn op de weg ter heiliging, des te duidelijker zien ze zichzelf als de verliezers, als de stervenden naar het vlees. (1) ‘Wie Christus toebehoren, kruisigen het vlees met zijn hartstochten en begeerten’ (Galaten 5 : 24). Nog leven ze in het vlees, maar juist daarom moet hun gehele leven één geloof aan de Zoon van God zijn, Die in hen Zijn leven is begonnen (Galaten 2 : 20).
Een christen sterft dagelijks (1 Korintiërs 15 : 31), maar hoewel zijn vlees daaronder lijdt en te gronde gaat, zo wordt toch de innerlijke mens vernieuwd van dag tot dag (2 Korintiërs 4 : 16).
Het sterven van de heiligen naar hun vlees heeft zijn enige grondslag daarin, dat Christus door de Heilige Geest zijn leven in hen is begonnen. De heiligen sterven aan Christus en zijn leven. Nu behoeven ze geen eigen gewild lijden meer te zoeken, waardoor ze zich alleen maar opnieuw in hun vlees zouden handhaven. Christus is hun dagelijkse dood en hun dagelijkse leven.
Daarom geldt ook voor hen in volkomen mate de jubel, dat de uit God geborenen niet meer kunnen zondigen; dat de zonde over hen niet meer heerst; dat ze der zonde gestorven zijn en naar de geest leven. ‘Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn’ (Romeinen 8 : 1).
God heeft een welbehagen in zijn heiligen, want Hijzelf is het, die hun strijd en hun sterven bewerkt en juist daarin de vrucht van de heiliging laat groeien, waarvan de heiligen volkomen zeker moeten zijn, dat hij er is, ook wanneer hij hun diep verborgen blijft.
(wordt vervolgd)
Zie ook: Christelijke zielszorg… (I), (II) en (III)
(1) Het gemeentelijk/kerkelijk leven geeft helaas toch echt een ander beeld en men laat graag zien en horen hoe geweldig hét er is én mén er is… Het ‘mooie plaatje van de ‘mooie gemeente’ en van ‘mooie mensen’ daar, dát moeten we elkaar en de buitenwacht toch voorhouden, dat begrijpt toch iedereen?! Maar, hoeveel mensen zijn daardoor ‘op het verkeerde been gezet’ en/of heel erg van hun stuk gebracht (over zichzelf, want zo’n ‘mooie mens’ vonden ze niet in zichzelf) of diep teleurgesteld geraakt (tot aan cynisme over God toe) vanwege wat men werkelijk aantrof in een gemeente.
Bron tekst: Dietrich Bonhoeffer – ‘Navolging‘ – Vijfde druk – Uitgeverij Ten Have