(…) Wederom zal ik zeggen: Verblijdt u! 5 Uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend. De Here is nabij. 6 Weest in geen ding bezorgd, maar laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God. 7 En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in Christus Jezus. (Uit Filippenzen 4)
Ziet hoe lief zij elkaar hebben!
Een christen sterft dagelijks (1 Korintiërs 15 : 31), maar hoewel zijn vlees daaronder lijdt en te gronde gaat, zo wordt toch de innerlijke mens vernieuwd van dag tot dag (2 Korintiërs 4 : 16).
Het sterven van de heiligen naar hun vlees heeft zijn enige grondslag daarin, dat Christus door de Heilige Geest zijn leven in hen is begonnen. De heiligen sterven aan Christus en Zijn leven. Nu behoeven ze geen eigen gewild lijden meer te zoeken, waardoor ze zich alleen maar opnieuw in hun vlees zouden handhaven. Christus is hun dagelijkse dood en hun dagelijkse (brood/Brood, AJ) leven .
Daarom geldt ook voor hen in volkomen mate de jubel, dat de uit God geborenen niet meer kunnen zondigen; dat de zonde over hen niet meer heerst; dat ze der zonde gestorven zijn en naar de Geest leven. ‘Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn’ (Romeinen 8 : 1). God heeft een welbehagen in zijn heiligen, want Hijzelf is het, die hun strijd en hun sterven bewerkt en juist daarin de vrucht van de heiliging laat groeien, waarvan de heiligen volkomen zeker moeten zijn, dat hij er is, ook wanneer hij hun (en anderen!, AJ) diep verborgen blijft.
Het is trouwens niet zo, dat nu verder hoererij, gierigheid, moord en broederhaat in de gemeente kunnen heersen onder de boodschap van de vergeving. Het is ook niet zo, dat de vrucht van de heiliging onzichtbaar kan blijven. Maar juist daar, waar ze ver weg zichtbaar wordt, waar de wereld bij het zien van de christelijke gemeente moet spreken, zoals in de eerste dagen van de christenheid: ‘Ziet, hoe lief zij elkander hebben’, juist daar zullen de heiligen geheel alleen en vastberaden zien op Hem, wie zij toebehoren, en zullen zij zonder te weten van het goede aan henzelf, vergeving vragen voor hun zonden.
Dezelfde christenen die het zich tot eigendom maken, dat de zonde niet meer heerst, dat de gelovige niet meer zondigt, zullen belijden:
‘Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en de waarheid is in ons niet. Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid. Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben, maken wij Hem tot een leugenaar en zijn woord is in ons niet. Mijn kinderkens, dit schrijf ik u, opdat gij niet tot zonde komt. En als iemand gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de rechtvaardige’ (1 Johannes 1 : 8 – 2 : 1).
Daarom heeft de Heer hen zelf leren bidden: Vergeef ons onze schulden. Daarom heeft Hij hun geleerd elkaar de zonden te vergeven, altijd weer (Efeziërs 4 : 32; Matteüs. 18 : 21 vv).
Doordat de christenen elkaar als broeders vergeven, geven zij in hun gemeenschap plaats aan de vergeving van Jezus, zien zij in de ander niet meer iemand die hun kwaad doet, maar iemand voor wie Christus aan het kruis vergeving verworven heeft. (1) Zij ontmoeten elkaar als de door het kruis van Jezus geheiligden. Onder dit kruis wordt door dagelijks sterven hun denken, hun woord, hun lichaam geheiligd. Onder dit kruis groeit de vrucht van de heiliging.
(wordt vervolgd)
(1) Opgemerkt AJ: Ook/zelfs het vergeven van en liefde bewijzen aan onze vijanden (binnen of buiten de gemeente/kerk) is opdracht! Onze Heer Jezus Christus ging voor ons aan het kruis toen wij nog goddelozen (‘vijanden/vijandig’) waren…
Zie ook: Christelijke zielszorg… (I), (II), (III), (IV), (V), (VI) en (VII)
Bron tekst: Dietrich Bonhoeffer – ‘Navolging‘ – Vijfde druk – Uitgeverij Ten Have