Waarmee stellen wij ons (verschrikte?) geweten gerust?

(…) 6 HEER, hoog als de hemel is Uw ​liefde,
tot in de wolken reikt Uw trouw,
7 Uw ​gerechtigheid​ is als de machtige bergen,
Uw ​rechtvaardigheid​ als de wijde oceaan:
U, HEER, bent de Redder van mens en dier.
8 Hoe kostbaar is Uw ​liefde, God!
(Uit Psalm 36)

(…) Midden in verlorenheid en zonde, als het geweten knaagt en de wet vervloekt, te midden van pogingen om voor Gods aangezicht heilig te wandelen, weet men slechts hiervan: God zal en moet mij straffen. De zonde is een last geworden en men zou van haar ontslagen willen zijn, maar men zinkt er steeds dieper in weg.

Het geweten is verschrikt en de mens geschokt. Alles komt op in de gedachten van het vlees en in het verstand, behalve vergeving van zonden, zoals die bij God bestaat: dat God vergeeft en op welke wijze Hij vergeeft: Het verstand, beter gezegd het onverstand, neemt vergeving van zonden slechts voorwaardelijk aan. Het wil die zelf verdienen, en de Roomse leer die in alle harten schuilt, komt het verstand te hulp.

Eerst moet men iets hebben gedaan (of ervaren! – AJ) om God te bewijzen hoezeer de zonde ons tot smart is. Eerst zelfkastijding, zelfverbetering. Men zoekt het overal. Dan is het beter geworden, welaan, nu mag men ook hopen op vergeving. Men heeft zijn best gedaan om veel voor God te doen, zich gekweld om heel wat na te laten; nu zal God ook iets laten vallen!

Men heeft (bij zichzelf of anderen) de daden opgemerkt die het zedelijke gevoel kwetsen.

Maar men heeft de zonde niet opgezocht waar zij ontspringt, namelijk in het sluwe hart, het binnenste ik. Dat bereikt u niet met uw boetedoening. En de zonde van het verstand telt u in het geheel niet, namelijk dat u zich verzet tegen de wijze waarop God de zonde vergeeft. (1)

Mag men dan om vergeving van zonden bidden zonder een oprechte gezindheid om ze na te laten? Volstrekt niet! Laat zo iemand niet menen, dat hij iets ontvangt. De moeder vergeeft het kind niet, dat zich eigenzinnig toont. Het kind is verloren, als de liefderijke wijsheid van de moeder de eigenzinnigheid van het kind niet ombuigt. Vergeeft de moeder die de aard van ‘het kind kent, ook het kind, omdat het zegt ‘ik zal het niet weer doen’, terwijl het morgen of overmorgen dezelfde streek toch weer uithaalt? Of vergeeft zij, omdat zij moeder is?

Wat te beginnen, als het met de verbetering afgelopen is; als men zó totaal verdorven is dat men niet meer kan verbeteren? Als men alle vroegere bekering terecht in twijfel moet trekken? Als onverwachts het stervensuur aanbreekt? Het is gemakkelijk aan te nemen dat God de zonde vergeeft als men meent iets geworden te zijn. (1) Maar hoe staat het, als men met alle goede gezindheid aan het eind gekomen is?

Laten wij alle hoogmoed afleggen die door het werken (en vergelijken – AJ)
is veroorzaakt!
(1) Zonde vergeven is vrijspreken van schuld en straf.

Als God vergeeft, dan spreekt Hij ons uit vrije gunst en ontferming vrij van schuld en straf. Goddelozen, die op dit ogenblik vol zonde zijn en de eeuwige dood hebben verdiend. Hier is niet een lief kind dat eerst het beter is gaan doen, maar een goddeloos kind dat niets heeft om zelf weer iets goed te maken. Dát is vergeving van zonden, zoals die bij God bestaat. Bij de heilige en rechtvaardige God is er een vrijspreken van schuld en straf.

Hierin bestaat onze rechtvaardiging voor God. Goddelozen spreekt God rechtvaardig (Romeinen 4 : 5). Zondaars verklaart Hij rein. Bij God is vergeving van alle zonden, al zijn ze nog zo zwaar of groot of machtig (Psalm 103 : 3). Er is geen overtreding van Zijn heilige wet die Hij niet vergeeft.

Waar de zonde machtig geworden is, daar is Zijn genade nog veel machtiger (Romeinen 5 : 20). God vergeeft niet slechts zonde uit nalatigheid, zonden die ons ontglipten, zonden die ons verborgen bleven (hoe machtig veel is haar getal!); niet slechts zonden als misstappen, maar grove, afschuwelijke zonden, zo heel dikwijls herhaald, en ondanks alle eden, beloften en heiligste voornemens nog eens herhaald, begaan tegen liefde, plicht en geweten.

Daarbij wacht Hij niet op de mens totdat deze tot zichzelf inkeert en oprecht verbrijzeld wordt, nee, Hij is altijd de Eerste. Hij komt met Zijn Woord (én Sacrament – AJ) en laat genade weerklinken. De bazuin van Zijn Evangelie verkondigt vergiffenis aan hem die sterven moest.

Zo is God en zo is Zijn vergeving, een vrijwillige daad van eeuwige ontferming. En hoe vaak denkt u dat Hij vergeeft, Die ons geleerd heeft onze broeder die tegen ons zondigt, niet zevenmaal maar zeventigmaal zevenmaal te vergeven? (Mattheüs 18 : 22). God is onvermoeid in het vergeven van zonden.

Word honderd jaar oud in Zijn dienst, u blijft dezelfde dwaas en God blijft dezelfde ontfermende God Die gezegd heeft: ‘Ik heb geweten dat gij gans trouweloos handelen zoudt, en dat ge van de buik af een overtreder genaamd zijt’ (Jesaja 48 : 8).

En als God zonden vergeeft, dan vergeeft Hij zo dat Hij aan al onze zonden ook in het geheel niet meer denkt (Jeremia 31 : 34). Door Zijn vrijspraak neemt Hij de zonde weg met al haar gevolgen, een belast geweten en een bedroefd hart, zodat er waarlijk vrede bij God in het binnenste woont. Dááraan kennen wij God, de levende God, zoals Hij zich neerbuigt tot stof en as, wat vloek en verdoemenswaardig is.

Tot zover geciteerd uit deze preek. Lees deze preek in z’n geheel! Bestellen van de preek kan per e-mail:  reveil@pietersgroede.nl

(1) Opgemerkt AJ: De Farizeeër keek niet (meer) in de spiegel van de wet (daar wist hij zich toch aardig aan te houden, meende hij (zie hierbij ook Markus 10 : 20, Matteüs 12 : 7, 23 : 23) maar vergeleek zichzelf vooral nog met zondaars en tollenaars en dáárom vond hij dat hij reden had om God daar nog eens dankbaar op te wijzen. Maar niet op zijn vrome en dankbare woorden werd hij aangezien, maar op zijn hoogmoedige houding en veroordelende woorden naar overspelers en zondaars en tollenaars, die ook nu weer aan het licht kwam door de woorden die hij voor Gods aangezicht in de tempel meende te moeten uitspreken. En gaat u er maar vanuit dat die tollenaar daar in de tempel ook een vrome Israëliet was*, iemand die ook regelmatig vastte, stipt de tienden betaalde en zijn geld niet uitgaf aan de hoeren. En toch kwam deze man met een heel andere houding en heel andere woorden voor Gods aangezicht dan die Farizeeër .
* Dat was eerder regel dan uitzondering! (zie Lukas 7 : 29 en deze blog)

Bron tekst:  “God vergeeft de zonden door de Naam van Jezus” preek van dr. H.F. Kohlbrügge (1803-1875) uitgegeven door Stichting “Smytegelt Fonds” in de Reveil-serie (No. 556, juni-juli 2019).

(…) 11 Spreek geen kwaad van elkaar, broeders en zusters. Wie kwaadspreekt van een ander of een ander veroordeelt, spreekt kwaad van de wet en veroordeelt de wet. En als u de wet veroordeelt, handelt u niet naar de wet, maar treedt u op als rechter. 12 Er is maar één Wetgever en Rechter: Hij die bij machte is te redden of in het verderf te storten. Maar wie bent u, om uw naaste te veroordelen? (Uit Jakobus 4)

Bron afbeelding:  my treasure box

Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s