‘Apostolische wijsheid en geduld’ versus ‘dwepers en drijvers’… (V)

Pilatus liet Jezus bij zich komen en vroeg Hem: ‘Bent U de Koning van de Joden?’ (…) Jezus antwoordde: ‘Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld. Als Mijn koningschap bij deze wereld hoorde, zouden Mijn dienaren wel gestreden hebben om te voorkomen dat Ik aan de Joden werd uitgeleverd.‘ (Naar Johannes 18 : 33, 35-36, NBV)

Geciteerd: De burgerlijke politiek van Prins Willem zou onder Gods bestel ons land – en de burgerlijke rechten van de kerk – redden. Maar voordat de Prins deze politiek kon doorzetten kwam er na de beeldenstorm eerst vrees en verwarring en afslachting zoals Calvijn daarover in zijn brief al gesproken en voor gewaarschuwd had.

A: De vrees: In Oktober 1566 werd – na de beeldenstorm in de Nederlanden – door predikant Datheen op een kerkelijke vergadering (!) voorgesteld om Philips 3 miljoen goudguldens aan te bieden om godsdienstvrijheid te mogen ontvangen. Maar op 1 december 1566 wordt op een (kerkelijke) Synode te Antwerpen besloten om het geld dat inmiddels verzameld was, te bestemmen voor het werven van troepen! Op 17 december werd nogmaals een kerkelijke vergadering gehouden, waar aan Datheen en Moded en een aantal andere predikanten werd opgedragen om voor verdere regeling van het gewapend verzet tegen de overheid op te treden. Een begroting van de kosten werd door deze predikanten opgesteld en de steden in de omtrek voor een bepaald gedeelte aangeslagen.

Datheen was van deze beweging een van de vurigste voormannen. Hij meende dat God deze kerkelijke geworven “Gideonsbenden(n)” zou gaan helpen. Hij zag niet in dat het hier om een politieke strijd ging en dat niet hij en andere predikanten, maar dat Prins Willem en andere Edelen een taak hadden en dat voor deze strijd een vorst eerst de kosten zal berekenen en beraadslagen om te bepalen of hij wel machtig genoeg is om de vijand te weerstaan (Lukas 14 : 31-32).

Richter Gideon behoefde dat niet te doen. De Heer streed voor hem. Maar die voor Christus streden met het zwaard, in de hoop dat hij wel helpen zou (Kruistochten, wederdopers, etc.) kwamen steeds bedrogen uit. Christus zegde zijn discipelen Zijn hulp toe bij de uitbreiding van Zijn koninkrijk door de prediking, niet voor hun slaan met het zwaard. Integendeel voorzegde Hij hen daarbij dat ze door het zwaard zouden vergaan.

Er was echter zeker burgerlijk recht tot gewapend verzet onder landsoverheden als Egmond, Oranje en andere Edelen. Het staatsrecht is ook van God. En dat is ook door lagere overheden tegen de hogere te verdedigen. De Synode van 1 december 1566 had de rechtmatigheid van van opstand in dit geval erkend. Daarvoor had Calvijn de ogen geopend. Maar dat betreft Staatsrechtelijk terrein en vergt een politieke strijd.

Oranje werd aangezocht om de leiding van de opstand op zich te nemen. Hij maakte plannen, onderhandelde, overrekende de kosten, beraadslaagde… vreesde de Doperse elementen… zag Duitse hulp uitgesloten (vanwege de beeldenstorm)… en weifelde. Helemaal volgens Lukas 14 : 30-32. ’t Stond er immers heel hachelijk voor. Alleen Doperse ijver heeft natuurlijk geen oog voor “wereldse” staatsmanwijsheid, die voor afslachting van losse benden vreest.

B. De afslachting: Die kwam inderdaad. De troepen van Philips versloegen het geuzenleger. Groen van Prinsterer zegt (in zijn Handboek): “een slachting, geen veldslag.” Toch was het leger van de regeringstroepen kleiner dan dat van de geuzen. Maar zoals de ordeloze kruistochten door vurige geestelijken georganiseerd deerlijk mislukten, zo zijn ook de ordeloze geuzenbenden, door vurige predikanten samengeroepen, toen vergaan. Opmerkelijk!

Later heeft Willem van Oranje toen hij daarvoor klaar was, staatsrechtelijk en militair de Nederlanden geholpen. ’t Heeft hem zijn goed en zijn leven gekost. Maar er kwam burgerlijke vrijheid en dat kwam de kerk(en) ten goede. De Kerk van Christus kreeg een stil en gerust leven door zijn werk. De latere/verdere actie van Datheen tegen de Prins is echter zeer schadelijk en zelfs kerkverwoestend geweest! (Daarover valt meer te lezen in de betreffende bron waaruit hierboven geciteerd werd).

Zie ook de vorige/vervolg blogs:

Bron citaten:Burgerlijke of Kerkelijke Politiek’* – Referaat gehouden op een toogdag der A.R.J.A. op 17 oktober 1931, door A. Janse – (tweede druk, N.V. “De Graafschap”, Aalten, 1932)

*
De citaten zijn deels bewerkt:  gedeelten weggelaten of deels ietwat gewijzigd. Er komt nog een verantwoording achteraf!

Bron afbeelding:  TopPun-com

Dit bericht werd geplaatst in Bijbel, Gemeente, Geschiedenis. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s