‘Apostolische wijsheid en geduld’ versus ‘dwepers en drijvers’… (VI)

Een berooide balling

Geciteerd 1: April 1567. Landvoogdes Margaretha eist van alle Nederlandse edelen een nieuwe eed van trouw aan de koning. Ook Willem van Oranje moet deze eed afleggen. Hij weigert. Op 10 april verlaat hij Antwerpen. Op zijn kasteel in Breda laat hij zoveel mogelijk goederen inpakken. Dan reist hij met z’n tweede vrouw Anna van Saksen, met zijn kinderen en met een groot gevolg van personeel naar Duitsland. Graaf Jan heeft alles gereed. Altijd al is de Dillenburg een gastvrij huis geweest voor iedereen die in nood zat. Hoeveel temeer nu.

Graaf Jan valt op hoe moeilijk zijn broer het heeft. Aan goede zorg ontbreekt het hem niet. Dankbaar is Prins Willem voor alles wat hij hier ontvangt. Maar zijn gedachten zijn bij zoveel andere zaken. Is het vooral zijn persoonlijke geloofsstrijd?
Op 12 juni 1567 vraagt zijn (calvinistische) broer Lodewijk aan een vriend of deze een lutherse predikant wil zenden, “omdat zijne Genade onder tegenspoed en kruis ligt. Van dag tot dag en hoe langer hoe meer, heeft hij bijzonder grote liefde en neiging tot de prediking van Gods Woord en beijvert zich zeer om daar ook dagelijks uit getroost te worden”.
Daarbij komt ook de gedachte aan de verdrukte Nederlanden. Zijn grote zorgen heeft hij onlangs nog in een brief omschreven”:

“In zoverre wij het overzien kunnen, is het, dunkt mij, met deze landen gedaan en zal een jammerlijke en bloedende verwoesting volgen, waarbij vele duizenden vrome en oprechte christenen om het leven zullen komen, indien God de Almachtige het niet verhoedt”.

Bij al deze zorgen komt het stille verdriet dat de prins heeft over zijn tweede vrouw, Anna van Saksen.
Dan wordt het augustus 1567. Een bode brengt de boodschap. Op 22 augustus is hertog Alva – de ijzeren hertog – in Brussel aangekomen en heeft Margaretha als stadhouder afgelost. Veel ernstige berichten volgen. De graven Egmond en Hoorne worden gevangen genomen en onthoofd. Het schrikbewind van Alva neemt een aanvang. Het volk van Nederland zucht. Ook roept het tot God in deze nood.

Onrust in het Graafschap

Geciteerd 2: Januari 1567. (We gaan hier eerst enkele maanden terug in de tijd).
Graaf Jan ontvangt een hulpverzoek van de hertog van Gulik. De hertog wil in zijn gebied de reformatie doorvoeren. Hoe kan hij dat het beste aanpakken? Dat werk heeft de volle belangstelling van graaf Jan en hij gaat vervolgens op zijn eigen grondige manier met dit verzoek aan de slag. Hij legt zijn Nassause kerkopzieners en raadgevers enkele vragen voor. Hoe kan hij het Gulikse hof het beste adviseren over de afschaffing van beelden en onnodige rooms gebruiken?

Men ziet dat de gewone man veelal het hart op deze (beter af te schaffen – AJ) uiterlijke zaken zet. Bedenk daarbij dat het voor veel vrome mensen beter is om het direct van het begin zonder ceremoniën te doen. Als het later nog gebeuren moet kan er zo snel weer nieuwe onrust komen.
Of is het (toch) beter eerst de gróte afgoderij af te schaffen en daarbij al het andere, wat men met een goed geweten dulden en verdragen kan, te laten blijven totdat het volk goed onderwezen en gebouwd is?”

Het is vooral zijn kerkelijke raadgever Bernardi – zie ook (I) en  (II), die in duidelijke woorden zegt dat de graaf beslist niet de calvinistische op moet gaan. In zijn antwoord schrijft hij onder andere:

Men moet met de afschaffing van beelden en andere vrij goede ceremoniëen op betere tijden wachten. Het kan bovendien niet ontkend worden, dat zo’n beeldenstorm in de kerken van de Ausburgse belijdenis niet gebruikelijk is. Ja het is bijna schandelijk! Het wordt tot nu toe alleen in de calvinistische kerken veel gedaan.”
En ook:Wij kunnen beslist niet aanraden de calvinistische prediking toe te staan. Hun leer (wat betreft het Avondmaal) is in strijd met de bepaling van de religievrede in de Ausburgse belijdenis. Bovendien moeten we er voor waken dat gewone mensen door zo’n leer en prediking aangestoken en tot het calvinisme bewogen en getrokken worden”.
En als een predikant toch een calvinistische leer op de kansel brengt?
Hij moet dan door enkele daartoe aangestelde theologen gevraagd en overreed worden. of hij zijn mening wil laten varen en zich wil voegen naar onze leer. Wanneer zo iemand dan na twee of drie keer vermanen toch met preken doorgaat, dan moet hem bevolen worden het land te verlaten. Dit is nodig. Het voorkomt grote onrust bij de mensen”.

Met deze antwoorden gaat graaf Jan naar Gulik. Een kerkenordening wordt opgesteld, die toch weer vooral lutherse kenmerken draagt.

Geciteerd 3: De berichten uit de Nederlanden vervullen graaf Jan met grote zorg. Zijn verkenners en geheime contacten vertellen hem op welke plaatsen brandstapels roken en welke vooraanstaande edelen met vele anderen naar het buitenland vluchten. Hij stelt zijn graafschap wijd open voor de vluchtelingen uit het westen. Enkele tientallen gezinnen vestigen zich bij Siegen.

Graaf Jan wil het voorzichtig aanpakken. Ze moeten eerst beloven dat ze de Ausburgse Confessie aanvaarden. Hij weet hoe gevoelig het ligt binnen zijn graafschap. Hij wil geen onrust en problemen. Maar die problemen komen wel. De Nederlanders kunnen het niet eens zijn met de duivelsbezweringen bij de lutherse doop. Liever laten ze hun kinderen maandenlang ongedoopt. Ook bij de prediking en het Avondmaal blijven de vluchtelingen steeds meer weg. Dat kan niet goed gaan.

Bernhardi maakt als predikant van Siegen de problemen van nabij mee. Het geeft hem veel verdriet en ergernis. Hij beklaagt zich erover bij de prins. Deze stuurt enkele waarnemers. Ze moeten een nauwkeurig onderzoek instellen. Met hun bevindingen gaan ze terug. Graaf Jan hoort de juiste toedracht. Hij vaardigt een bevel uit. Een bevel dat enerzijds de eigen bevolking gerust stelt:

De vreemdelingen kunnen zich schikken naar de gebruiken hier te lande (die overeenkomstig het Woord van de heilige Schift zijn). Als zij het echter niet willen, kunnen ze weer daarheen gaan vanwaar ze gekomen zijn. Ik kan om hunnentwil geen veranderingen in de kerk aanbrengen”.

Streng klinken deze woorden. En ze zijn misschien ook streng bedoeld. Graaf Jan worstelt. Hij voelt zich van binnen onzeker. Is het daarom, dat hij tegelijk een oplossing biedt? Een oplossing die een grote toegeeflijkheid van zijn kant betekent. De vluchtelingen mogen hun pasgeborenen in de slotkerk op de Dillenburg laten dopen. Dominee Villiers – de gereformeerde hofpredikant van Anna van Saksen (2e vrouw van de Prins) – kan dat daar doen. Maar wel onder voorwaarde dat de prinses of haar hofdame getuige willen zijn.

De gereformeerde vluchtelingen zijn blij. Bernhardi beslist niet…

(Wordt vervolgd!)

PS. Onderstaande tekst gekozen vanwege de geringe/ontbrekende bereidheid van de Nederlandse (calvinistische) vluchtelingen om zich (voorlopig) liefdevol en nederig te schikken naar de (nog overgebleven roomse) gebruiken van hun broeders en zusters in de lutherse kerken van het gastgebied. In deze gastgebieden was de reformatie vaak uitgegaan van de graaf of landsheer en de inwoners hadden zich daar al of niet vrijwillig naar geschikt.
NB. Je zou kunnen zeggen dat de Nederlandse vluchtelingen, mee dankzij de Institutie van Calvijn, al snel – sneller dan de lutherse mensen  – goed thuis waren gemaakt/geraakt in de Bijbelse leer van het geloof, maar helaas nog niet voldoende onderwezen in de Bijbelse praktijk van het geloof.  Schreef Paulus niet ook: ‘De kennis maakt opgeblazen‘.

Niemand van ons leeft voor zichzelf, en niemand sterft voor zichzelf. Zolang we leven leven we voor de Heer; en wanneer we sterven, sterven we voor de Heer. Dus of we nu leven of sterven, we zijn altijd van de Heer. Want Christus is gestorven en weer tot leven gekomen om te heersen over de doden en over de levenden. Wie bent u dat u een oordeel velt over uw broeder of zuster? Wie bent u dat u neerziet op een broeder of zuster? (…) Laten we daarom elkaar niet langer veroordelen, maar neem u voor uw broeder of zuster geen aanstoot te geven en hun niet te ergeren.‘* (Uit Romeinen 14 de verzen 7-10 en 13)

* Met dat wegblijven uit de lutherse kerkdiensten ergerden de vluchtelingen hun broeders en zusters in het gastgebied en velden zodoende ook een oordeel over hen!

Zie ook de vorige/vervolg-blogs:

Bron citaten:  De hoofdstukken ‘Een berooide balling‘ en ‘Onrust in het Graafschap uit ‘Graaf Jan van Nassau – Een krachtig vorst met kinderlijk vertrouwen’ – door N. Verdouw – Uitgeverij/Boekhandel Gebr. Koster – Barneveld.

* De citaten van het betreffende hoofdstuk zijn bewerkt:  gedeelten weggelaten of deels bewerkt. Er komt nog een verantwoording achteraf!

Bron afbeelding: SlideShare

Dit bericht werd geplaatst in Bijbel, Gemeente, Geschiedenis. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s