‘opdat de harten met welwillendheid en mildheid gewonnen worden‘
(Uit hervormingsplan ‘Overwegingen, …’, zie hieronder).
In 1564 krijgt graaf Jan de zeggenschap over zeven provincies van Dietz. Dit vanwege een overeenkomst met de roomse keurvorst van Trier. Daarmee ontvangt hij ook het van de keizer geschonken recht om te bepalen welke godsdienst in die provincies toegestaan wordt. Nu kan de graaf ook daar de reformatie ten uitvoer gaan brengen.
Hij overlegt eerst uitvoerig met met de Dillenburger geestelijken. Het is weer de hoofdopziener van de kerk, magister Bernardi, die heel actief is. Hij stelt een hervormingsplan op. Het stuk krijgt de titel: “Overwegingen, op welke wijze in het graafschap Dietz een christelijke reformatie van klooster en kerken tot stand gebracht kan worden“.
Eerlijk en zonder omwegen schrijft Bernhardi eerst over de plicht van de overheid. Graaf Jan leest met instemming:
“Iedere overheid is ambtshalve verplicht, de valse godsdienst af te schaffen en de zuivere leer, tezamen met de ware godsdienst met de grootste vlijt te bevorderen.” Met veel Bijbelse voorbeelden bewijst Bernardi de waarheid van deze stelling.
Het tweede deel van de “Overwegingen” gaat meer over de weg waarlangs de reformatie tot stand gebracht moet worden.
“Steeds weer worde erop gewezen, dat men zeer langzaam en voorzichtig en geleidelijk moet optreden, opdat de harten met welwillendheid en mildheid gewonnen worden.
Veel moet men voorlopig van het pausdom dulden. (…)
Met behoud van een zeker pensioen en verzorging, moet men oud geworden geestelijken en hen die met het pausdom niet willen breken, laten stoppen.”
Een heel verstandig voorstel doet Bernardi als hij schrijft, dat men eerst bij de mensen moet informeren, of er enigen zijn die de reformatie zelf ook begeren.
Misschien zijn er wel die het pausdom uit onwetendheid aanhangen. De predikanten kunnen dan met zulke mensen spreken . Op die manier zou het zover kunnen komen, dat de onderdanen zelf zélf aan de graaf gaan vragen of hij een reformatie in hun land wil uitvoeren.
En de Heere zegent op wonderlijke wijze het werk. Het lijkt erop dat de geestelijken uit Dillenburg geen grote moeite hoeven te doen om de mensen te winnen. De nieuwe leer schiet op veel plaatsen wortel. Al in 1564 komen er uit Dietz van twee kanten hervormingsverzoeken. Die worden met blijdschap begroet.
Het klooster Dierstein en het parochie-bestuur van de St. Peter, in de hoofdplaats van Dietz wenden zich tot de graaf met het verzoek of hij evangelische predikanten wil inzetten. De toenmalige abdis en priore en de gehele kloosterraad vragen op 7 september 1564 aan graaf Jan of hij hen kan voorzien van: “ijverige en geleerde, christelijke evangelische predikanten om het heilzame Woord van onze Heere Jezus Christus te prediken en voor te dragen, mede overeenkomstig de Ausburgse Confessie. Daarmee zou het goddelijk Woord geplant en wat ondeugdelijk is uitgeroeid worden.
Over het algemeen is de bevolking door aanrading en geleidelijkheid tot de nieuwe leer over te buigen. Graaf Jan gaat uit van het spreekwoord (zoals hij dat zelf ook zei): “De gestadige drup holt de steen”.
Zie ook de vorige/vervolg-blogs:
- ‘Apostolische wijsheid en geduld’ versus … (I)‘, (II), (III), (IV), (V), (VI), (VII), (VIII)
- Wordt nog vervolgd!
Bron citaten: ‘Nog meer werk!‘* uit ‘Graaf Jan van Nassau – Een krachtig vorst met kinderlijk vertrouwen’ – door N. Verdouw – Uitgeverij/Boekhandel Gebr. Koster – Barneveld.
* De citaten van het betreffende hoofdstuk zijn bewerkt: gedeelten weggelaten of deels bewerkt. Er komt nog een verantwoording achteraf!
Bron afbeelding: Decal Digitale Communicatie